Allodontichthys tamazulae

 

Artikel beschikbaar gesteld door :

Kees de Jong


Allodontichthys tamazulae
Turner, 1946

Synoniemen:
Geen

Nederlandse naam:
Tamazula Goodeïde

Beschrijving:
C.L TURNER (1946) : A contribution to the taxonomy and zoogeography of the Goodeid fishes. Occasional papers of the museum of zoology University of Michigan (495): 1-13

Verspreiding:
Río Tuxpan (onderdeel van het Río Coahuayana-stroomgebied) in de Mexicaanse staten Jalicsco en Colima. Op sommige plaatsen wordt de soort samen met Allodontichthys hubbsi MILLER & UYENO, 1980 aangetroffen. De typelocatie is de Río Tamazulae. Deze snelstromende rivier heeft een bodem die bedekt is met rolkeien. Het lijkt alsof elke vis zijn eigen territorium heeft in de buurt van een steen bevindt die tevens als schuilplaats dienst doet. Het vangen gaat het beste door de vissen per stuk met klein handnet te vangen. Andere soorten die in dit biotoop voorkomen zijn o.a.: Xenotoca eiseni, Ilyodon cf whitei en karperzalmpjes (Astyanax sp.)
De Río Tamazula is erg vervuild en alleen stroomopwaarts boven de stad Tamazula konden we deze soort in 2000 aantreffen. Meer stroomafwaarts was de vervuiling van de in Tamazula aanwezig industrie te groot.

Uiterlijk:
Een langgerekte vis die qua uiterlijk op de soorten uit het genus Ilyodon lijkt. Op het lichaam bevindt zich een lengtestreep en een aantal blauwgroen iriserende schubben. In de rugvin bevinden zich enige kleine vlekken. Op de bovenkant van het lichaam en dan met name op het achterste deel kunnen zich grote donkere vlekken bevinden, waardoor sommige vissen een erg donkere indruk maken. Bij de mannetjes is de zwartkleuring sterker dan bij de vrouwtjes. Jonge vissen ontberen deze kenmerken. Sommige vissen hebben een zwarte band in de staartwortel. De laatste kenmerken kon ik vooral bij de door ons in de Río Tamazula gevangen populatie vaststellen en op basis hiervan kan worden gesteld dat het een zeer variabele soort betreft. Dit staat haaks op de bewering van HIERONIMUS (1995) die aangeeft dat de soort niet erg variabel zou zijn.
Het vaststellen van de juiste naam bij de soorten uit het genus Allodontichthys is niet erg eenvoudig en het kan dan goed mogelijk zijn dat er af en toe foutieve namen aan de soorten zijn gegeven. LYONS (1999) geeft aan dat het zonder microscoop niet mogelijk is om de soorten uit dit genus te determineren. Aangezien de door ons in 2000 gevangen vissen uit de Río Tamazula afkomstig zijn, ga ik er van uit dat het hier om A. tamazulae gaat.

Grootte:
In zijn beschrijving heeft Turner het over vissen van tussen de drie en de vier centimeter lengte. Latere ervaringen met deze soort hebben aangetoond dat een lengte van 10 centimeter ook voor kan komen.

Verzorging en kweek:
Hoewel de soort oorspronkelijk in sterk stromend water voorkomt, is dit niet nodig om de soort goed in het aquarium te houden. Gezien de lengte die de vis kan bereiken is een aquarium met een minimumlengte van 80 cm noodzakelijk. De soort stelt schoon en helder water op prijs en een goed filter aangevuld met een regelmatige waterverversing is noodzakelijk.
De soort is lichamelijk aangepast aan het leven in sterk stromend water. Ze worden vaak vlak bij de bodem aangetroffen en liggen soms zelfs op de bodem. In vergelijking met andere soorten uit het genus zijn het echter goede zwemmers, die af en toe razendsnel op het aangeboden voedsel af kunnen zwemmen.
In hun natuurlijke biotoop lijken de vissen allemaal een eigen territorium te hebben. Als de Tamazula Goodeïden in een groep worden gehouden, neemt de drang om een territorium te vormen sterk af te. Ook de onderlinge agressie is dan niet erg groot. Zelf houd ik de soort in een aquarium met veel Java varen, zodat de vissen nog wel de gelegenheid hebben om zich af en toe terug te trekken.
De vissen hebben een hoge tolerantie voor temperatuurverschillen. In de koude maanden houd ik ze af en toe bij een temperatuur van rond de 13°C en dit wordt zonder problemen voor een langere tijd doorstaan. Als ’s zomers de temperatuur stijgt tot rond de 24°C is dit ook geen probleem voor deze soort. Wel zijn er dan afhankelijk van de temperatuur grote verschillen in het gedrag waar te nemen. Bij een lage temperatuur zijn de vissen nauwelijks zichtbaar, terwijl ze bij een hogere temperatuur enorm actief en continu hongerig zijn. Het lijkt dan bijna wel niet meer mogelijk om de vissen verzadigd te krijgen. Een gevolg van de grote hoeveelheid voer is natuurlijk wel dat het water sneller vervuild raakt en er mogelijk meer water moet worden ververst. A. tamazulae eet allerlei soort dierlijk voedsel, dat ook in diepgevroren vorm mag worden aangeboden. Het is mij nooit gelukt om de vissen droogvoer te laten eten.
De kweek heeft mij tot op heden nog nooit veel problemen gegeven. Als de watertemperatuur hoger dan 18°C ligt wordt een aantal van de vrouwtjes duidelijk dikker en komt het moment dat ze apart moeten worden gezet. Hiervoor moet een niet al te klein aquarium of een plastic bakje met een minimale afmeting van circa 20 cm worden genomen. Bij een kleiner aquarium is de kans dat het vrouwtje de jongen te vroeg werpt erg groot. Indien in het bakje enig materiaal aanwezig is waar de jongen zich tussen kunnen verschuilen, zal het grootste deel in leven blijven. Het aantal per worp kan oplopen tot circa 20, maar dit is afhankelijk van de grootte van het vrouwtje. Hoe groter het vrouwtje hoe meer kleinere jongen er worden geboren. In het aquarium zullen er nauwelijks jongen aan de hongerig grotere vissen kunnen ontsnappen. Natuurlijk zou het fraaier zijn indien er af en toe enkele jongen uit het aquarium gehaald konden worden, die dan vervolgens apart opgefokt zouden kunnen worden. Op die manier blijft de genetische diversiteit groter dan wanneer alle jongen afkomstig zijn van enkele worpen. Het is mij echter nauwelijks gelukt om jongen tijdig uit het aquarium te halen. Overigens heb ik wel de indruk dat de oorspronkelijke wildvang dieren minder achter de netgeboren jongen aanzaten.
De langwerpige jongen hebben een lengte van rond de 1,5 cm en kunnen meteen allerlei klein dierlijk voedsel eten. Na ongeveer 5 maanden zijn ze geslachtsrijp. Het moment van voortplanten wordt mede door de temperatuur bepaald en het is dus afhankelijk van de omstandigheden zijn wanneer de eerste volgende generatie wordt geboren.

Samenhouden met andere grote Goodeïden die dezelfde eisen stellen is goed mogelijk. Ook vrouwtjes van de andere soorten moeten dan wel tijdig apart gezet worden om enkele jongen over te houden.

Opmerkingen:
In Nederland is deze soort voor 2000 bij mijn weten nauwelijks aanwezig geweest. Een paartje dat ik rond 1996 van DEREK LAMBERT had gekregen, heeft niet voor nakweek gezorgd. Pas na de succesvolle verzamelreis die ik met mede-Poecilia Nederland leden LUDO COUVREUR en JAN DE MOREE in 2000 had gemaakt, hadden we een populatie die zich in de aquaria kon handhaven.

Literatuur:
H. HIERONIMUS (1995) : Die Hochlandkärpflinge. Westarp-Wiss. ISBN 3-89432-408-2
D. KUNATH (1990) : Der Vielschuppen - Hochlandkärpfling, Allodontichthys polyepis RAUCHENBERGER, 1988 eine neue Art dieser Goodeiden-Gattung. ZAG Lebendgebärende Zahnkarpfen (4): 5-8
D. LAMBERT : Allodontichthys tamazulae TURNER, 1946. Viviparous (37)
J. LYONS (1999) : The darter Goodeids, Genus Allodontichthys. Livebearers (158/159): 14-18
J. LYONS (2002) : De grondbaars Goodeiden, het geslacht Allodontichthys. Poecilia Nieuws (5): 91-95
A.C. RADDA (1986) : Cyprinodonte vissen in Mexico 3. Poecilia Nieuws (2): 40-43
M. RAUCHENBERGER (1988) : A new species of Allodontichthys with comparative morphometrics for the genus. Copeia (2): 433-441


Tekst: Kees de Jong
         

© Copy-right en voorwaarden voor gebruik