|
||||||||
Artikel beschikbaar gesteld door : |
Onno Scheffe (Met dank aan A.V. de Paradijsvis) | |||||||
Deze hoort thuis in het stroomgebied van de Amazone, waar het mannetje een lengte bereikt van 8 cm het wijfje ongeveer 6 cm. Dit bijzonder aantrekkelijk visje is dol op levend voer. Met 6 maanden is het rijp voor de kweek. Tijdens de dagen die aan het kweken vooraf gaan doet men er goed aan de temperatuur een paar graden te doen dalen om ze dan op de juiste tijd te laten stijgen tot 28°C. Zodra beide ouders het eens zijn geworden, wordt een goed beschutte plaats gezocht, die grondig door beide gepoetst wordt. Apistogramma agassizi zet op typische cichlidenmanier zijn eieren af op stenen, ruiten, aan de zoldering van een bloempotje of aan de onderkant van overhangende stenen. Het schijnt mij nochtans toe dat ze bij voorkeur hun eieren in het dichte bladerdak van breedbladerige planten afzetten. Bij mij althans waren stenen en bloempotjes voorhanden, maar telkens zochten ze op een Amazoneplant een blad uit, dat door andere bladeren overschaduwd werd, zodat ze moeilijk te ontdekken waren. Het vrouwtje zet een rij eitjes af, onmiddellijk gevolgd door het mannetje die ze bevrucht. Deze vissoort is nogal productief. Het legsel kan tot 500 lichtroze eieren bevatten, die met een fijn steeltje aan de broedplaats verbonden zijn. Nu verandert het enigszins schuwe wijfjes in een ware tijgerin. Ze aarzelt dan ook niet om verschillende vissen die verschillende malen haar lengte bereiken, met enkele scherpe aanvallen te verjagen. Ook manlief is niet langer gewenst en word verdreven. Is de kweekbak eerder te klein dan doen we er goed aan om het mannetje te verwijderen willen we een bloedbad voorkomen. Na 36 tot 48 uren worden de eitjes naar een kuiltje onder een steen of tussen de wortels van planten verhuisd. Het duurt niet langer meer vooraleer de eitjes ontluiken. Soms worden de jongen door de moeder nog verschillende keren van plaats verhuisd. Het jongbroed wriemelt nog hulpeloos tegen de bodem en teert nog een drie tal dagen op hun dooierzak. Ondertussen zijn ze reeds zo gegroeid, dat we ze meteen microaaltjes en pas ontloken artemia kunnen voederen. Infusie is dus niet strikt noodzakelijk, maar toch aan te bevelen willen we de allerkleinsten ook een levenskans hunnen. De jongen groeien snel. Maar het wijfje is een slechte moeder, het eet vaak de eitjes op. Kunstmatig broeden is dus het beste. Men verwijdert de ouders en plaatst een lichte uitstromer in de nabijheid van het legsel om te vorkomen dat er vuil op de eieren terechtkomt en er zo meer kans is op het beschimmelen tegen te gaan. Merkwaardigerwijs komen er in elk broedsel meestal meer mannetjes dan wijfjes voor. De dieren moeten goed in conditie gebracht worden door versterkend levend voer. Na het afzetten van de eieren kleurt het vrouwtje fel geel. De zwarte zijstreep kan helemaal verdwijnen of wordt soms herleid tot een zwarte vlek. Ook het roze zoompje aan de rugvin kleurt wat meer. De broedzorg van het vrouwtje is bewonderenswaard. Iedere avond brengt zij de jongen naar een hol. Zodra het licht aangaat, gaat het vrouwtje eerst op inspectie en pas daarna haalt ze de jongen uit het hol. Bij de jongen heerst een ijzeren discipline. De bevelen van ma worden zonder uitzondering meteen uitgevoerd. Voer 3 keer per dag. Waterwaarden: Ph =6.3 KH=4 dh °C =27 |
||||||||
|