|  | Hier volgt een soort die de fans van de Corydoras 
                    meervalachtigen zeker ook zal bevallen : een Aspidoras.  
                    Dit juweeltje werd in 1970 beschreven door Weitzman en 
                    Nijssen en geclassificeerd als een Corydoras.  Later 
                    werd het ondergebracht bij de Aspidoras. Deze Aspidoras soort heeft ongeveer dezelfde lichaamsbouw 
                    als zijn naaste verwante, en lijkt op de Corydoras soort met 
                    een korte snuit en een eerder rechte mond, zoals de 
                    Corydoras pygmeaus of hastatus. Het zijn kleine vissen die 
                    niet langer worden dan vier centimeter. De volwassen vissen 
                    zijn zilverkleurig of wit met zwarte tekeningen. Ze zijn 
                    grotendeels gevlekt, met strepen of een vlek op de rugvin en 
                    golvende strepen op de staart. Ze hebben geen oogstreep 
                    zoals vele Corydoras die wel hebben.
 Deze kleine meervalachtige leeft in het snelstromende, 
                    zuurstofrijke water van de Río Araguaia, Brazilië. Als je 
                    erin slaagt de leefomstandigheden perfect na te bootsen in 
                    je thuisaquarium, zullen deze vissen het fantastisch doen. 
                    Ik gebruik persoonlijk een kubusvormig aquarium van 130 
                    liter gevuld met regenwater. De pH is 6,0 en de totale 
                    hardheid bijna nul. In een hoek heb ik een grote pomp 
                    geplaatst, verbonden met een sponsfilter, en die heb ik op 
                    de hardste stand gezet. Ik heb een gat geboord in de uitlaat 
                    om er een luchtslang in te kunnen stoppen. Daarnaast heb ik 
                    nog een tweede luchtslang verbonden met een zuurstofdiffusor 
                    en die vlakbij de stroming geplaatst. Een enkele steen 
                    begroeid met wat Javamos, samen met enkele kleine stukjes 
                    kienhout in het midden van het aquarium, maken het plaatje 
                    compleet. Er wordt geen verwarming gebruikt, dus de 
                    temperatuur schommelt tussen 21 en 26 °C. Het eindresultaat 
                    is een bubbelbad met zuurstofrijk water.
 Mijn zes mannelijke en zeven vrouwelijke meervallen waren 
                    erg actief in hun nieuwe milieu. Er is een plek dicht bij de 
                    steen waar de stroming niet zo sterk is en ze op de bodem 
                    konden rusten, maar meestal zwommen ze in kleine groepjes in 
                    de stroming vlakbij de uitlaat van de pomp.
 Ik gaf hen een zo gevarieerd mogelijk dieet, waarbij ik 
                    afwisselde tussen levend, diepvries- en droogvoer. Hun dieet 
                    was rijk aan proteïnen en vetrijk voedsel, zoals runderhart, 
                    witte wormen, fijngehakte pieren, zwarte wormen en 
                    watervlooien. Het duurde slechts een paar weken voor de 
                    vrouwtjes zo dik werden dat ze niet meer plat op de bodem 
                    konden rusten. Wanneer ze dit probeerden, begonnen ze te 
                    “wiebelen”. De vissen leken erg blij en gezond in hun 
                    omgeving, maar ik merkte geen paringsgedrag op.
 Wanneer je met Corydoras soorten werkt, leer je beter met de 
                    barometer werken. Als je die goed in de gaten houdt, wordt 
                    het wat eenvoudiger om met sommige gepantserde 
                    meervalsoorten te kweken, en waarschijnlijk eveneens met 
                    vele andere tropische vissoorten.
 Op een avond, toen de barometer een fikse duik nam, 
                    ververste ik ongeveer 80 procent van het water met veel 
                    kouder regenwater. Dit bracht onmiddellijk heel wat 
                    verandering teweeg in het gedrag van de vissen. Alle vissen 
                    begonnen op en neer te zwemmen langs het glas, aan de 
                    uitlaat van de pomp. De volgende morgen waren ze nog steeds 
                    bezig, maar nog steeds geen kuit schieten. Ze bleven de hele 
                    dag hetzelfde gedrag vertonen, dus deed ik ‘s avonds nog 
                    eens een drastische waterverversing. ‘s Morgens op de derde 
                    dag was er nog niet veel veranderd, en hoewel ik niet graag 
                    mijn werk voor laat gaan op mijn vissen, moest ik ze toch 
                    achterlaten.
 Toen ik terugkwam zag ik de eitjes op het glas, vlakbij de 
                    plaats waar de vissen de voorbije twee dagen hadden 
                    gezwommen. Ze waren nog steeds bezig en bleven bezig tot de 
                    lichten ’s avonds uitgingen. Ik liet ze nog een dag hun gang 
                    gaan, en verplaatste daarna de volwassen exemplaren naar een 
                    andere bak. Ik telde ongeveer 20 eitjes op het glas, de 
                    plant, de filter en in de lange algen die op de bodem van de 
                    bak groeiden, maar ik vermoedde dat het er meer waren. Ze 
                    waren klein en helder, en de meeste waren dicht bij de 
                    stroming van de pomp geplaatst.
 Tijdens de volgende dagen raakten sommige eitjes wit 
                    beschimmeld. De meeste bleven echter goed en vijf dagen 
                    later kon ik al een paar kleine visjes zien zwemmen tussen 
                    de plantenwortels en de algslierten. Na twee dagen vrij 
                    zwemmen gaf ik ze microwormpjes. Tot dan toe had ik slechts 
                    een paar jongen per keer gezien, en ik was benieuwd hoeveel 
                    het er eigenlijk waren. Na een tijdje kon ik het niet meer 
                    houden en hief ik de steen op die op de bodem lag, om te 
                    zien wat er onder zat. Dat was misschien niet zo’n goed 
                    idee. Ik was de volgende twintig minuten zoet met het zoeken 
                    naar een plaats om de steen weer neer te leggen zonder 
                    daarbij kleine meervalletjes te pletten. Meteen na het 
                    opheffen van de steen viel een lawine van kleine visjes van 
                    tussen de plantenwortels en –bladeren.
 Na die les liet ik hen alleen, behalve dan tijdens het 
                    verversen en voederen. Ik ververste tweemaal per week het 
                    water, a ratio van 25 procent, en voederde tweemaal per dag 
                    met microwormpjes en verse artemia. Met dit schema groeiden 
                    de jongen gestaag, maar niet erg snel.
 Na een maand zag je de jongen geregeld, op zoek naar voedsel 
                    en naar de oppervlakte zwemmend voor een hap lucht. Ze 
                    begonnen bepaalde eigenschappen van de ouders te vertonen. 
                    Rond die tijd voegde ik vlokvoer toe aan hun dieet en dat 
                    smaakte hen duidelijk.
 Op een leeftijd van twee maanden waren de jongen fantastisch 
                    om naar te kijken. Ze waren bijna twee centimeter lang en 
                    hun staarten waren in verhouding met hun lichaam veel groter 
                    geworden, wel twee keer groter dan normaal. Bovendien was 
                    hun staart helemaal gitzwart. Je kon het vergelijken met een 
                    puppy met te grote poten. Ondertussen aten ze voornamelijk 
                    hetzelfde voedsel als hun ouders en zwommen ze meestal in de 
                    stroming.
 Terwijl ik dit schrijf zijn de vissen drie maanden oud en 
                    zijn ze hun grote staarten kwijt. Ze zijn nog steeds erg 
                    leuk om te zien en lijken erg op hun ouders. De volwassen 
                    exemplaren en de jongen zwemmen nu in hetzelfde aquarium, en 
                    het wordt steeds moeilijker om ze uit elkaar te houden.
 
 
                    Vertaling : Dietger Houben |