Barbus cummingi

Ceylonbarbeel

Artikel beschikbaar gesteld door :

Peter-Jan Taheij
De Ceylonbarbeel dankt zijn naam aan zijn natuurlijke verspreidingsgebied, te weten het eiland Sri Lanka dat net iets ten oosten van het zuidelijkste puntje van India gelegen is. Hoe zit dat nu met die naam zult u zeggen... Wel, in de koloniale tijden heeft het eiland de naam Ceylon gekregen. Uit deze tijd stamt ook de naam van bekende Ceylonthee, het grootste exportartikel van Sri Lanka. Toen het eiland in 1972 onafhankelijk werd, is ook de naam veranderd, en sindsdien heet het eiland Sri Lanka. De Ceylonbarbeel komt op Sri Lanka voornamelijk in bosmeertjes in de bergen voor. Waar het water middelhard is, GH = 8°DH, en de pH waarde tussen 6,0 en 7,5 ligt. De watertemperatuur van dergelijke meertjes wisselt tussen 22 en 27°C.
Helaas is dit prachtige visje in de natuur vrij zeldzaam, maar toch zijn ze nu en dan als wildvang of als nakweek in de aquariumhandel te verkrijgen.

Een rijk beplant aquarium met hier en daar een aardige open zwemruimte en drijfplanten die zorgen voor een matige belichting is ideaal voor een schooltje van deze vissoort. Ook in een gezelschapsaquarium met niet al te drukke medebewoners zal de Barbus cumingi zich uitstekend thuis voelen.
Ook hoeft de bak niet zo groot te zijn, een schooltje heeft in een bak vanaf ongeveer 60 centimeter lengte al voldoende ruimte voor hun speelse gedrag.
Het uiterlijk van dit visje mag er ook wel zijn. Het ruitvormige lichaam, dat ongeveer 5 cm lang kan worden, lijkt sterk op dat van de Sumatrabarbeel en de Purperkop, die beide tot dezelfde familie behoren. Het lichaam heeft een bruine kleur met op iedere schub een donkere vlek waardoor een mooi patroon ontstaat. De schubben op de buikpartij glimmen bij opvallend licht. Vlak achter de kop en voor de staartwortel heeft de Ceylonbarbeel een zwarte vlek die omgeven is door naar het geel neigende schubben. De rugvin en de buikvinnen zijn fel oranje, waarvan in de overige vinnen nog een zweempje te herkennen is

Kweken met de Ceylonbarbeel is echter niet zo eenvoudig, omdat de vissen nogal kieskeurig zijn bij de keuze van een partner voor het liefdespel. Aan de watersamenstelling worden bij de kweek niet zo'n hoge eisen gesteld, mits het regelmatig ververst wordt.
De eieren worden vrij in het water afgezet en kleven aan de planten of vallen tussen het grind. Wanneer we ook jongen willen zien, moeten het kweekpaar na het afzetten uit de kweekbak gevangen worden. Na ongeveer 30 uur komen de jongen uit het ei. Het eerste voedsel, in de vorm van rader- diertjes en later pekelkreeftjes, kan gegeven worden wanneer de dooierzak is opgeteerd.
Wanneer de jonge vis opgroeit, zal blijken dat het een echte alleseter is die verschillende soorten levend, diepvries en droogvoer erg graag lust, mits gevarieerd gevoerd wordt.

Peter-Jan Taheij.

© Copy-right en voorwaarden voor gebruik