|
|||||||||||
Artikel beschikbaar gesteld door : |
Birgit McKinnon, uit "The Calquarium", The Calgary Aquarium Society AQUARTICLES•COM |
||||||||||
De Bedotia geayi is een inheems dier van Madagaskar dat snel stromende bergrivieren bewoont. Hij is dan wel niet zo uitgebreid gekleurd als vele regenboog soortgenoten uit Australië en Nieuw Guinea, het heeft zijn plezante contrasten van rood, zwart en goud behouden. Het mannetje heeft twee zwarte strepen die parallel lopen naar de zijlijn, eentje lopende van de mond via het oog naar het begin van de staartvin en een andere lager op het lichaam lopend van de keel naar de achterkant van de anale vin. Bovendien heeft de staartvin een zwarte halve maan die de buitenkant van de staartvin omcirkeld. De gespleten rugvin en de anale vin zijn prachtig begrensd in het zwart en rood, maar de meest vibrerende kleurschakering kan men terugzien in het achterste gedeelte van de staartvin en anale vin ; dit is een regenboogkleurig mengsel van goud en oranje. Het vrouwtje heeft enkel de zwarte markeringen met een kleine hoeveelheid rood dat de staart begrensd. Toen ik mijn zes vissen in de herfst van 1995 aanschafte waren ze ongeveer 25 mm lang en begonnen net rood te kleuren. In het begin dacht ik dat ik in het bezit was van vier vrouwtjes en twee mannetjes maar toen de vissen ouder werden, werd het duidelijk dat het vier mannetjes en twee vrouwtjes waren. Aangezien ik geen lege bak had voor mijn regenboog vissen, heb ik ze in een 60-liter bak met zes Melanotaenia maccullochi ondergebracht. De bak was dicht beplant met Cryptocorynes die boven de planten voor wat open zwemruimte zorgden. Een spons filter met een stevige luchtstroom werd gebruikt voor de filtering en een groene nylon afzetmop, bevestigd met een kurk, was aanwezig voor de paaiactiviteiten van de M. maccullochi. De vissen waren actief en groeiden snel op een dieet van Artemia, vlokkenvoer en af en toe witte wormen. Het zijn vreselijke klaplopers die steeds naar de voorkant van de bak zwemmen, smekend om voedsel alsof ze in een week niet meer gegeten hebben, wat het moeilijk maakt om ze niet te overvoeren. Om de 10 dagen werd 50% van het water vervangen omdat deze soort nogal gevoelig is voor de waterkwaliteit. Standaard kraanwater met een PH van 7.6 en een hardheid van 13 Gh gaat deze vissen goed af. Toen de vissen zo een 30 mm lang waren, begon ik eitjes in de mop te vinden. De eieren waren redelijk groot voor regenboog eitjes ; ze waren ongeveer 1.5 mm in diameter dit vergeleken met de M. maccullochi eitjes die nog niet 1 mm in diameter waren. In tegenstelling tot Melanotaenia maccullochi of M. boesemani die wel 50 tot 100 eitjes per dag kunnen afzetten, zette de Madagaskar regenboog slechts 5 tot 10 eitjes per dag af. Op dit moment variëren de vissen tussen de 50 mm en 75 mm in lengte en is de productie van eitjes gelijk gebleven. Ik heb de vissen niet in het afzetmop zien happen om de eitjes op te eten maar het zou toch kunnen, ook al beweren vele referentie boeken dat ze de eitjes en jonge vissen negeren. Ik stopte met eitjes te verzamelen nadat ik ongeveer 60 eitjes had en heb nooit jonge vissen in de bak gezien, daarom ga ik ervan uit dat ze dus toch de jonge vissen eten. Ik controleer de afzetmop regelmatig en kom tot de conclusie dat er maar van 1 dag eitjes liggen wat dus betekent dat ze de eitjes ook opeten. De eitjes werden van de mop gehaald en in een margarine doosje met vers kraanwater geplaatst. De eitjes zijn zeer robuust en kunnen niet snel beschadigd worden. Methyleenblauw was niet nodig aangezien slechts enkele eitjes onbevrucht waren. Na twee of drie dagen werden de oogjes zichtbaar en de jonge vissen kwamen na ongeveer 9 dagen uit. De jonge vissen zijn zeer groot vergeleken met de meeste jonge regenbogen en zwommen de eerst twee dagen lichtjes in een omhoog gebogen hoek. De jonge vissen kunnen als eerste voer Artemia-naupliën eten, dit maakt ze uitzonderlijk gemakkelijk groot te brengen. Ik bracht de jonge vissen over naar een 20-liter bak uitgerust met een hoekfilter gevuld met houtskool tussen twee lagen filterwatten. Ik trok een stukje javamos los om een los web te creëren en duwde dit omlaag zodat in het bovenste derde van de bak gezwommen kon worden. De jonge vissen groeiden snel op het tweedagelijkse dieet van Artemia en meer! Terwijl de vissen nog jonger dan twee maanden waren hadden ze al een totale lengte van 25 mm en begon de rode kleur al te ontwikkelen op de staartvinnen van de oudste mannetjes. Aangezien de jonge vissen groter werden en de 20-liter bak ontgroeiden besliste ik om enkelen over te zetten naar de bak met de volwassen vissen om overbezetting te vermijden. Ik was verrast toen ik zag dat de volwassen vissen twee jonge vissen doodden al waren ze groter dan 1 cm. Interessant genoeg werden enkele M. maccullochi visjes die ik ook had overgezet niet aangeraakt. Ik redde dus de jonge Bedotia vissen and bracht alle jonge vissen over naar een 60-liter bak, opgestart op de zelfde wijze als de 20-liter bak en alle vissen doen het goed. Slechts enkele vissen uit Madagaskar zijn beschikbaar voor liefhebbers. Dit is een soort die kleurrijk, actief gemakkelijk te onderhouden en gemakkelijk te kweken is. In feite zou ik deze soort aanbevelen aan elke beginnende viskweker omwille van de gemakkelijke kuitproductie en omdat de jonge vissen gemakkelijk groot te brengen zijn. De Bedotia geayi word beschouwd als een bedreigde diersoort en daarom moeten we allen een poging doen om deze vis te behouden. Ik verzeker u dat deze vis u zal belonen met zijn schoonheid voor al uw moeite. Literatuur : Vertaling : Diana Cruz-Acuna |
|||||||||||
|