|
Artikel beschikbaar gesteld door : Brian
Kabbes
Het Levendbarend Snoekje in Florida
Dat is niet juist, zult U wellicht denken. Deze
roofvis komt toch voor vanaf zuidelijk Mexico, Belize en
Guatemala (het Yucatan schiereiland) via Honduras tot in
Nicaragua? Dat klopt, maar deze soort heeft zich ook weten
te vestigen in de Verenigde Staten. Vandaar dit artikel.
Als er binnen de familie der Levendbarende Tandkarpers één
soort is die zich geheel heeft aangepast als roofvis dan is
het deze wel. Belonesox belizanus, het Levendbarend Snoekje.
Een even prachtig als dodelijk ontwerp, dat volgens de
wetten van de parallelle evolutie is gemodelleerd. Hierbij
zullen dieren die niet direct aan elkaar verwant zijn of
geografisch sterk uiteen liggen onder vergelijkbare
omstandigheden dezelfde ontwikkeling volgen. De
overeenkomsten in bouw en levenswijze met onze eigen Snoek (Esox
lucius) zijn verbluffend. Hoewel deze twee niet direct
verwant zijn, hebben zij zich op dezelfde wijze aan hun
biotoop aangepast en vervullen een vergelijkbare rol in het
ecosysteem. In de wetenschappelijke naam komt deze
gelijkenis ook naar voren. Belonesox betekend letterlijk
vertaald "Pijlpuntsnoek". Pijlpunt vanwege de vorm en de
jaagmethode, waarover
direct meer, maar ook vanwege het voor mannelijke
Levendbarende Tandkarpers zo kenmerkende gonopodium, het
buisvormige copulatieorgaan. Van de veelheid aan soorten uit
deze familie zijn er slechts een beperkt aantal voorzien van
een Nederlandse naam. Het ligt voor de hand dat deze soort
daartoe hoort en in onze taal te boek staat als Levendbarend
Snoekje.
Deze soort kan een lengte van 10 tot 20 cm bereiken, het is
dan ook de langste Levendbarende Tandkarper. Hoewel het
binnen deze groep een aanzienlijke afmeting is, is het in
vergelijk met een snoek zeer gering. Naast deze
laatstgenoemde soort, leven er in de Verenigde Staten nog
een aantal verwante species, zoals de Muskellunge (Esox
masquinongy), de Chain Pickerel (E. niger) en de Redfin
Pickerel (E. americanus americanus). Evenals al deze dieren
is het Levendbarend Snoekje een echte stootvis. Vanuit een
hinderlaag wordt een voorbijkomende prooi bespied en in een
bliksemactie overmeesterd. Daarbij kunnen deze dieren
onmerkbaar zwemmen met een onvoorstelbare traaglheid van 1
meter per uur! De lichaamstekening zorgt voor de
noodzakelijke camouflage die een dergelijke leefwijze
noodzakelijk maakt. Zo is Belonesox belizanus toegerust met
een donkere kleuring aan de onderzijde van het lichaam en
een zilverig witte bovenzijde. Hierdoor is deze soort
nagenoeg onherkenbaar tussen dichte plantengroei, van
waaruit de hinderlaag wordt gelegd. Het zijn vissen die op
zeer korte afstanden hoge snelheden kunnen bereiken, maar op
grotere afstanden de ausdauer missen om dit vol te houden.
Kieskeurig in de voedselkeuze zijn deze dieren allerminst.
Alles dat door de keel past en beweegt wordt gevangen en
verzwolgen. In december 1997 heb ik nabij San Antonio in het
zuidelijk deel van Yucatan, Mexico een 18 cm lang vrouwelijk
dier gevangen dat bezig was een mannelijk dier van circa 12
cm te verzwelgen. Dat dit niet in één keer lukt is geen
enkel probleem, telkens wanneer er weer een stukje verteerd
was, werd de prooi verder ingeslikt. In gevangenschap lijkt
het voeren dus geen probleem op te leveren, maar dat is
schijn. In korte tijd heeft een volwassen paar alle
overtollige, kromme, zieke en oude vissen, die de gemiddelde
liefhebber ter beschikking heeft, tot stof doen wederkeren.
Een constante stroom nieuwe slachtoffertjes voor deze zeer
snel metaboliserende dieren is dus een absolute voorwaarde.
Maar nu terug naar de titel van dit artikel. Wat doen deze
dieren in Florida? Vaak worden diverse Levendbarende
Tandkarpers, in diverse tropische en subtropische delen van
de wereld, uitgezet ter bestrijding van malariamuggen. Dat
hierbij meestal ook meteen kwetsbare en niet schadelijke
levensvormen worden opgeruimd is een publiek geheim. De
reden van de naturalisatie van deze soort is onvoorstelbaar
en schandalig tegelijk. In november 1957 werden
Levendbarende Snoekjes afkomstig uit Yucatan, Mexico,
gedumpt in een
afwateringskanaal langs SW 87 Avenue in Dade County, Florida.
De reden hiervan was dat een onderzoekscentrum geen fondsen
meer ontving om haar onderzoekingen verder te financieren en
moest stoppen met de lopende proeven. Onderzoekers wisten
geen raad meer met de vele dieren die zij op dat moment in
voorraad hadden en hebben deze eenvoudigweg in het wild
vrijgelaten. Op dit moment zijn deze dieren in een groot
deel van dit gebied verbreid en vormen een extra druk op het
heersende ecosysteem.In de omgeving van San Antonio heeft
korte tijd een beperkte populatie Belonesox belizanus het
geprobeerd, maar zijn uiteindelijk door onbekende factoren
toch weer verdwenen.
De ecologische uitwerking van deze soort in Florida is in
1987 onderzocht door W.W.MILEY. Hierbij bleek dat in droge
perioden van het jaar, wanneer het waterpeil drastisch daalt
en daardoor het levensruim van de bewonende vissoorten
inkrimpt, de schade door Belonesox het grootst is. Deze
soort heeft een duidelijke voorkeur voor Tandkarpers als
prooidier. Het feit dat deze eierleggend of levendbarend
kunnen zijn is blijkbaar niet relevant. Van de vier soorten
Tandkarpers die in Dade County voorkomen zijn er twee die de
twijfelachtige eer toekomt zich te mogen verheugen in de
grootste aandacht. Dit zijn Poecilia latipinna, de
Zeilvinmolly en het Muskietenvisje (Gambusia affinis), beide
levendbarend. De andere twee, die dus veel minder vaak het
slachtoffer zijn, zijn het Dwergtandkarpertje (Heterandria
formosa), levendbarend en de Blauwe Killi (Lucania goodei)
een Eierleggende Tandkarper.
De reden hiervoor is de levenswijze van deze twee, die
plaats heeft op grotere diepten en niet beperkt is tot het
wateroppervlak zoals de eerste twee. Waar watervegetatie in
de vorm van Hydrilla verticillata (een aan waterpest
verwante en hierop gelijkende plant) voorkomt is de predatie
op al deze vier soorten sterk beperkt.
Om hiervan een goede indruk te geven, in een dichtbegroeid
kanaal bleken de vier inheemse Tandkarpers 98% van het
aantal aanwezige inheemse soorten uit te maken. Ofwel bijna
60% van de aanwezige biomassa*. Nadat de vegetatie uit het
bewuste kanaal was verwijderd daalde dit aantal tot
respectief 15 en 23%. Het meest dramatisch in het geval van
Gambusia affinis, waarbij het percentage in biomassa viel
van 2.4% tot nul.
Uit het onderzoek van J.N. TAYLOR et al. uit 1984 tenslotte,
blijkt, daar waar Levendbarende Snoekjes optreden, bestaat
het aantal inheemse Tandkarpers ten opzichte van de overige
inheemse vissoorten uit 54% van het aantal en 34% van de
biomassa.
Daar waar Belonesox afwezig is stijgt dit tot respectief 97%
en 58%. Waarden die zeer dicht liggen bij de gegevens uit
het dichtgegroeide kanaal.
Literatuur
Lever, C., 1996, Naturalized Fishes of the World, Academic
Press, San Diego
Miley, W.W., 1978, Ecological impact of the pike killifish,
Belonesox belizanus Kner
(Poeciliidae), in southern Florida, Florida Atlantic
University
Taylor, J.N., Courteney, W.R. & McCann, J.A., 1984, Known
impacts of exotic fishes in the continental United States,
In: Courtenay, W.R. & Stauffer, J.R. Jr. (eds), Distribution,
Biology and Management of Exotic Fishes, pag. 322 - 373,
Johns Hopkins University Press, Baltimore
Williams, J.D., 199, Field Guide to the North American
Fishes, Whales and Dolphins,
14e druk, Alfred A. Knopf Inc., New York |