|
Zoals U wellicht wel weet behoren de
Belontia-soorten tot de labyrintvissen. De Belontia
hasselti is misschien niet zo mooi als zijn soortgenoot
de diamantgoerami. Toch, door zijn schoon
schubbenkleed en de honingraatvormige tekeningen op zijn
vinnen, is het zeker een visje dat niet zal misstaan in
Uw Aziatisch gezelschapsaquarium. Omwille van zijn
speciale tekening op het lichaam wordt hij ook wel eens
de Honingraat goerami genoemd. Hij gaat schuil
onder nog meerdere synoniemen zoals : Polyacanthus
einthovenii (wat zeker niet wil zeggen dat hij afkomstig
is uit Eindhoven ), Polyacanthus hasselti, de
Polyacanthus kuhli of de Polyacanthus olivaceus.
Met zijn 19 cm behoort hij zeker niet tot de kleinste
labyrinthvissen. Hij komt voor in Java, Sumatra,
Borneo, Singapore en Malakka. Hij komt voor in de
langzaam stromende rivieren. Ondanks het een zeer
vredelievende vissoort is, kan hij een uitgesproken
agressief gedrag vertonen tijdens de baltstijd. Na
de eiafzetting is het zeker aangewezen om het vrouwtje
weg te vangen bij het mannetje. Het mannetje kan
tijdens deze periode zo aanvalslustig zijn; dat deze
zelfs in uw vingers zal komen knabbelen, wanneer U met
de handen om een of andere reden in het aquarium komt.
Bij het inrichten van het aquarium is het nodig om te
zorgen voor een dichte beplanting en toch nog voldoende
zwemruimte. Dit betekent wanneer we aan beide
voorwaarden willen voldoen; we dienen te zorgen voor een
voldoende ruim aquarium. Ook de maximale grootte
van de vis in het achterhoofd kennende.
De Belontia hasselti houdt van veel licht, vooral
binnenvallende zonlicht schijnt hij erg op prijs te
stellen. Houdt echter wel rekening met dit invallend
zonlicht... een bealgde voorruit is nooit veraf.
Aan de watersamenstelling hoeven we geen specifieke
aandacht te schenken, de pH-waarde ligt tussen 6,5 en 8
bij een totale hardheid tot 35° GH. Ons
leidingwater uit de kraan zal dan ook op de meeste
plaatsen voldoen. Zij houden wel van een iets
hogere temperatuur dan andere tropische vissoorten,
namelijk de temperatuur mag tussen de 25 en 30° Celsius
bedragen. Vooral in de broedperiode mag de
temperatuur aan de hoge kant zijn.
Zij leggen hun eitjes af in ondiep water (10 à 15 cm)
waarin ze een schuimnest gaan bouwen. Het bouwen
van dit schuimnest gebeurt zowel door het mannetje als
door het vrouwtje.
De eieren kippen al reeds na 24-36 uur en de jongen gaan
vrij uit zwemmen na drie dagen. Het aantal jongen
bedraagt tussen de 500 en 700 jongen. We voederen
de jongen met infusiediertjes, in een later
stadium met Artemianauplii of cyclops.
Zoals dit bij de meeste, zoniet alle goeramisoorten en
paradijsvissen het geval is moeten we de
luchttemperatuur boven het wateroppervlak hetzelfde
kunnen houden als de watertemperatuur. Deze vissen
hebben vaak last van een "verkoudheid". Het
gebruik van een luchtpomp en luchtbellen vermijden we
ook best. De goerami zal zeker niet aan een
schuimnest bouwen wanneer het wateroppervlak zijn
bouwwerken steeds verstoord.
Wil men tot een geslaagde kweek overgaan, dan moet men
wel het koppel gescheiden houden van andere vissen.
Anders kan men de kweek vergeten.
Naast levend voer en diepvriesvoeder, houden deze dieren
ook wel van een blaadje sla. Groenvoer is dus ook
zeker een item dat niet mag worden vergeten op hun menu.
Het geslachtsonderscheid tussen het mannetje en het
vrouwtje is moeilijk te bepalen. Wat we wel kunnen
vermelden is dat het vrouwtje in de paaitijd geen
netpatroon heeft. Vlak na het paaien heeft zij een
bleke, vale kleur.
De verhouding van mannetjes op vrouwtjes één op één
|