|
Biotoecus opercularis, een uitdaging ? |
Inleiding
Deze interessante kleine kerels komen uit het noorden van
Brazilië. Ze bewonen zwartwatergebieden en worden
hoofdzakelijk gevangen in de buurt van de stad Barcelos in
de Rio Urbaxi en de Rio Branco.
Beschrijving van de vis
Volwassen mannen zijn ongeveer zijn ongeveer 5 -6 cm, de
vrouwtjes een beetje kleiner. Het lichaam is lang en als ze
niet hun broedkleuren vertonen is de kleur saai olijfgroen
op de rug en zilverachtig op de flanken. De buikstreek is
wit.. Zij hebben vijf vlekken op hun rug beginnend bij de
rugvin en eindigend bij de staart. Ze hebben ook nog zes van
deze vlekken midden op het lichaam. Volwassen mannetjes
hebben duidelijke verlengingen aan de uiteinden van de rug-
en staartvin. Bij vrouwtjes zijn deze vinnen meer afgerond.
Bovendien hebben ze een vollere buik. In de broedperiode
hebben ze een mooie lichtgroene zweem over het lichaam.
Mannetjes hebben dan oogverblindende pastelkleuren in hun
vinnen. De buikvinnen van het vrouwtje krijgen een donkere
geel/oranje kleur.
Verzorging
Ik kreeg de vissen in mijn bezit tijdens de NEC-conventie
van 2001. Ze waren erg duur in die tijd en een vriend en ik
legden ons geld bij elkaar En kochten 10 jonge vissen. Ons
werd aangeraden om ze te verzorgen met osmosewater en zen ze
enkel levend voer te geven. Aangezien mijn vriend in het
bezit was van osmosewater en ik niet gingen de kleine kerels
met hem mee naar huis. Na enkele weken met waterverversingen
met osmosewater en het voeren met met levend voer zoals
Artemia besliste hij om wat voedsel wat hij zelf had
samengesteld te gaan geven om te zien wat ze zouden gaan
doen. Tot zijn grote verassing vielen ze er op aan en aten
alles op. Aangezien ons was verteld dat dit niet zou
gebeuren besloot hij om te kijken wat er zou gebeuren als
hij geen osmosewater zou gebruiken. Binnen enkele dagen
werden er eieren afgezet. Omdat de verzorging zo anders was
dan ons was geadviseerd, nam ik mijn groepje mee naar huis.
Inrichting van het aquarium
Zij werden in een aquarium van van 40 liter gedaan met
anderhalve centimeter zwart zand op de bodem. In het midden
stond een anubias en in de hoeken wat javavaren. Een groot
stuk kienhout bedekt met javamos lag achter in het aquarium.
Aan het oppervlak had ik wat drijfplanten. Deze vis heeft
behoefte aan heel kleine holen. Ik nam wat bloempotten, brak
die in kleine stukken en legde ze verspreid door het
aquarium om zo te zorgen voor broedholen. Verder was er een
binnenfilter in de hoek van het aquarium.
Water
Doodgewoon kraanwater uit New Heaven. Ik had met dat water
succes gehad met mijn Discussen, dus waarom zou dat dan ook
niet met de Biotoecussen lukken. De Ph schommelde tussen de
6,6, en de 7,0, terwijl de Gh slechts 4 was. De temperatuur
werd op 28 graden gezet en ik ververste wekelijks 30 procent
van het water. Zoals met alle vissen waarmee ik proberen te
kweken gaf ik ze een gevarieerd eiwitrijk menu. Ze werden
twee keer per dag gevoerd met afwisselend diepvries- en
verse Artemia, ingevroren bloedwormen, ingevroren Daphnia en
wat zelf gemaakt voedsel. Ten gevolge hiervan en de
regelmatige waterverversingen duurde het niet lang voor ze
in kweekconditie waren.
Het kweekgedrag
De vissen bleken kleine gravers te zijn. Het vrouwtje koos
een mooi klein holletje onder de bloempotstukken uit en
begon te graven totdat er een mooie hoop zand voor het hol
lag. Zij nam daar ruim de tijd voor, wat een goed voorteken
is dat de kweek spoedig plaats zal vinden. Het mannetje
zorgde er voor dat andere vissen uit de buurt bleven. Zoals
ook veel Apistogramma-soorten worden de eieren aan het
plafond van het hol bevestigd. De jongen komen na drie dagen
uit en die blijven in het hol totdat ze vrij zwemmen. Na 4
tot 5 dagen zwemmen ze vrij en worden dan door het vrouwtje
door het aquarium rond geleid. Ze is erg zorgvuldig met het
bij elkaar houden van de jongen en het terug halen van
afdwalers. Het mannetje verdedigt de jongen de eerste paar
dagen, maar de broedzorg wordt voornamelijk door het
vrouwtje gedaan.
Het opfokken van de jongen
Ik wilde nog een kweek, dus ik verwijderde na een week de
eerste kweek en plaatste ze in een uitzwemmer. Dit aquarium
had geen bodemgrond en wat drijfplanten op het
wateroppervlak. De jongen zijn niet groot genoeg om meteen
Artemia-naupliën te eten, daarom gebruikte ik de eerste drie
dagen micro-wormpjes en infuus. Daarna gaf ik ze drie keer
per dag Artemia-naupliën. In eerste instantie groeien ze
verrassend snel, maar na een paar weken wordt dat
aanzienlijk minder. Na 4 maanden waren ze minder dan 2,5 cm.
Tot slot
In tegenstelling tot wat me was verteld, vond ik deze vissen
heel sterk en eenvoudig om mee te werken. Ik heb er volop
van genoten en eindigde met meer jongen dan ik had verwacht.
Hun geringe grootte maakt ze ook geschikt voor kleinere
aquaria en ze zijn niet erg kieskeurig voor wat betreft het
voedsel. Als u eens een andere dwergcichlide wilt houden,
probeer de Biotoecus eens, hij zal u niet teleurstellen.
Vertaling : Jan Bukkems |