|
Ongeveer 3 jaar geleden kocht ik een half
dozijn Corydoras adolfoi op een openbare verkoping in
Orillia. Een van de locale hobbyisten in het gebied had deze
in grote aantallen gekweekt- als een van de weinige mensen
die daar bij mijn weten in geslaagd waren. De cory 's die
met mij mee naar huis gingen kwamen terecht in een 45 liter
bakje met een paar tetra 's van een of andere soort. Op een
of andere manier was ik er nooit toe gekomen ernstige
kweekpogingen met hen te doen en ongeveer een jaar geleden
had ik er nog vijf, die er echter allemaal als mannetjes
uitzagen.
Ik was op zoek naar een aantal vrouwtjes en bij een bezoek
aan “The Fish Place” in noord Tonawanda (een van onze
clubblad-adverteerders) zag ik wat ik dacht te zoeken- een
bak met corys gelabeld “adolfoi” die groter waren dan de
mijne. Een beetje duur, vooral met de hoge stand van de
dollar, maar ik nam er drie mee naar huis.
Jullie hebben vast al door dat ik me eenmaal thuis en de vis
overgewend al gauw realiseerde dat het geen Corydoras
adolfoi waren. Al wist ik op dat moment niet wat het wel
waren. Behalve dat ze een beetje groter waren dan de
adolfoi hadden ze ook een wat donkerder lichaam- de adolfoi
leken lichter. Maar het meest opvallende verschil was de
zwarte streep op de rug. Die was veel breder en bleef breed
daar waar ze bij de adolfoi bijna tot een punt versmalt in
de staartvin. Na een beetje zoeken, vooral op internet, kwam
ik tot de conclusie dat dit Corydoras duplicareus waren (Sands,1995)
Volgens de meeste bronnen worden ze gevonden samen met een
paar andere, met een gelijkend patroon, zoals de adolfoi,
serratus en imitator. Ze komen oorspronkelijk voor in
bepaalde zijriviertjes van de bovenloop van de Rio Negro in
Brazilie. Een bron, “Aqualog, All Corydoras”, noemt
specifiek de Rio Poranga. Ofschoon ik ze niet gehouden
heb, Corydoras serratus is een “lange neus” variant, en
heeft een rij v-vormige pectorale stekels. C.imitator heeft
net als de adolfoi een “lange neus” en heeft een zwarte
streep over de rug die bij de staartvin vernauwt.
De drie vissen die ik uit de States mee terug bracht, kwamen
tenslotte terecht in een 45 L bakje met een zestal Rasbora
heteromorpha. Vanwege de Rasboras, hield ik het water vrij
zacht, en waterverversingen deed ik met 50/50 kraanwater en
osmose water. De omstandigheden leken goed voor hen, en vier
vijf maand gingen voorbij. Toen op een dag, onverwacht, een
van hen overleed, en ik nog slechts 2 vissen had, die ik
eerlijk gezegd niet kon sexen. Gelukkig bleven deze wel in
leven en voor ik het wist was de herfst in het land.
Of het nou waar is of niet, ik heb altijd het gevoel gehad
dat corys, vooral wildvang, veel beter bereid zijn tot
kweken, in de herfst en winter, dan in de rest van het jaar.
En zo kwam ik er uiteindelijk toe een kweekpoging op te
zetten voor de duplicareus.
Ik gebruikte een eenvoudige opzet, die eerder met
verschillende andere Corydoras soorten goed had gewerkt. Ik
stopte de 2 vissen in een 22L bakje, met ongeveer 2,5 cm
zand op de bodem. Het filter was een standaard
sponsfiltertje, en omdat het bakje toch spaarzaam verlicht
was deed ik er geen planten in. Ik begon met water uit hun
oude bakje en elke dag ververste ik daar van een kwart met
osmosewater, tot ik het gevoel had dat het voldoende zacht
was (na ongeveer een week). Ongeveer halverwege
november zag ik een van de vissen met een enkel eitje tussen
de buikvinnen. De volgende dag was het ei verdwenen en er
waren ook geen andere eieren te bespeuren. Maar op zijn
minst leek het erop dat ik een koppeltje had. Tevens bleek
dat dit geen soort was die eitjes over de hele glaswand ging
plakken (zoals bijvoorbeeld de C. aeneus wel doet), en ik
hing een drijvende kweekmop, die lang genoeg was om de bodem
te raken in het bakje. De ervaring heeft me geleerd
dat twee dingen (naast andere) helpen bij het aanzetten van
corys tot paren. Het ene is waterwissels met koud water, het
andere, een verhoogde barometerdruk. Ik had geen
koudwaterwissel gedaan, maar tegen het eind van de maand
trokken een aantal hoge en lage luchtdrukgebieden over onze
streken. En dat was genoeg, toen ik de vissen ging voeren,
waren de duplicareus op hun typische Corydoras voorspel
manier, tikkertje aan het spelen. Ik dacht dat het mannetje
het vrouwtje achterna zat. De volgende dag waren er geen
eieren tegen het glas geplakt, maar bij nadere controle van
de mop vond ik er zestien. Niet veel, maar een goeie start.
Een van de kweekverslagen die ik had gelezen stelde dat deze
vissen hun eieren praktisch allemaal op of vlakbij het
substraat leggen. Ik vond meer dan de helft van de eieren
bij het oppervlak en de rest vlak boven het zand. Wie weet?
Misschien hebben verschillende koppeltjes verschillende
voorkeuren.
Zoals ik meestal doe bij Corys die een afzetmop gebruiken,
haalde ik de eieren weg en legde ze in een klein bakje met
methyleen blauw. Ik besloot gewoon kraanwater te gebruik om
de waterwissels te vergemakkelijken. De eieren waren groot,
wat plakkerig en wittig. Een onervaren kweker had kunnen
denken dat ze al beschimmeld waren. Maar in de
daaropvolgende paar dagen, kon ik de ontwikkeling van het
jongbroed zien in de eieren, en op dag zes, kwamen twaalf
van de zestien eieren uit. Het nieuw uitgekomen jongbroed is
iets groter dan een halve cm en heeft een dooierzak, die in
ongeveer vijf dagen geabsorbeerd wordt. Het jongbroed
werd in een 15L bakje geplaatst dat met slechts 5-7 cm water
gevuld werd, en de dagen daaropvolgend steeds een paar cm
meer, tot het bakje vol was. Daarna probeerde ik dagelijks
ongeveer een halve liter te verversen.
Het jongbroed leek het goed te doen en kreeg microaaltjes en
levende Artemia-naupliën te eten. Ze groeiden zichtbaar
gedurende de eerste week of tien dagen. Ik deed in hetzelfde
bakje ook een paar pasgeboren killies aangezien dit bakje
wel wat meer vis kon hebben, en met de Corys op de bodem en
de killies voornamelijk bij het oppervlak gaf dit geen
problemen.
Bij het schrijven van dit artikel, is het kweekje ongeveer
vier weken oud en ze lijken goed te groeien. Er is er
slechts een overleden. Ze hebben nog niet dezelfde tekening
als de volwassen dieren, maar het typische gespikkelde
patroon van de baby’s is langzaam aan het veranderen. Ik
stel me voor dat over nog een maandje (als alles goed gaat)
ik een twaalftal duplicaatjes heb van mijn duplicareus.
Vertaling : Agnes De Brouwer |