Crenicichla sp. Xingu 1

 

Artikel beschikbaar gesteld door :

Mets Westra

Een juweel uit het Zuidoosten van Brazilië

Uiterlijk.
De Xingu 1 wordt gerekend tot de Lugubrisgroep en werd door Kilian, Sclieuwen en Stawikowski voor het eerst gevangen in 1988 in de omgeving van Altimira. De Lugubrisgroep bestaat uit 16 soorten, die elk een lengte van ruim 30 centimeter bereiken. De crenicichla's die tot deze groep gerekend worden verschillen nogal van vorm en uiterlijk. Naast slanke en spitssnuitige soorten zijn er ook een aantal met een stomp kopprofiel en een meer robuustere lichaamsbouw. Kenmerkend voor deze groep is een relatief groot aantal vinstralen in de rugvin ten opzichte van andere groepen en de zeer kleine schubben.

Crenichla sp. Xingu 1 is een slanke torpedovormige vis met een spitse snuit. De kleur varieert van leemgeel tot grijsbruin waarover een rode waas ligt. De vinnen van volwassen dieren zijn intens rood van kleur. De rugvin is afgezet met een diep zwarte rand en ook de staartvin heeft zwarte randen aan boven- en onderzijde, met daarbij een smal wit randje. De borstvinnen zijn minder intens rood gekleurd en hebben een kleine lichtblauwe streep. De buikzijde is ten opzichte van de rest van het lijf erg licht gekleurd en neigt naar leemgeel. Bij volwassen wijfjes schijnt de buikzone enigszins roze op. Tijdens het baltsen verschiet het wijfje binnen een seconde van kleur, waarbij het middelste deel van het lijf fel roze kleurt en de rest bijna zwart is. Vaak kromt ze het lichaam hierbij in een "U" vorm. Het kleurpatroon van volwassen dieren is dus vrijwel identiek, maar het geslachtsverschil is goed te zien. Mannetjes zijn robuuster van bouw en worden ongeveer ¼ groter dan de vrouwtjes. Bij mannetjes zijn de rug-en aarsvin enigszins verlengd. Op de staartwortel hebben de dieren een zwarte oogvlek omzoomd door een goudkleurige rand. Elke oogvlek is weer anders van vorm, waardoor identificatie goed mogelijk is.

De jongen van Xingu 1 hebben ten opzichte van oudere dieren een zeer afwijkend kleurpatroon. Ze zijn intens geeloranje van kleur en hebben een patroon van horizontale zwarte strepen over het lijf lopen. Twee strepen bevinden zich boven op de rugzijde en lopen van de kop tot aan het eind van de rugvin. Op de zijkant loopt een zwarte streep van de zijkant van de bek tot aan het eind van de staart. De kop wordt gekenmerkt door een patroon van stippen en streepjes, dat ophoudt ter hoogte van de kieuwdeksels. Dit patroon van strepen en stippen komt bij alle jongen uit de Lugubrisgroep voor, maar met grote verschillen per soort. Als de jongen de leeftijd van één jaar bereiken verdwijnt dit patroon. Als de jongen snel bij de ouders worden weggehaald zal het patroon sneller verdwijnen.
De jongen van Xingu 1 vertonen schoolgedrag en zijn onderling vrij vreedzaam. Naarmate ze ouder worden en hun jeugdkleed verliezen worden ze agressiever en territoriaal ten opzichte van elkaar.

Verspreidingsgebied.
Crenicichla Xingu 1 komt alleen voor in de Rio Xingu, één van de vele zijrivieren die uitmonden in de Amazone. De Rio Xingu ontspringt op het Planalto plateau in het Mato Grosso gebergte. De Xingu stroomt vervolgens 2100 kilometer in Z.O. richting door de Staten Mato Grosso en Para tussen de 15°Z.B. en de Evenaar, om uit te monden in één van de mondingsmeren van de Amazone bij het eiland Grande de Gurupá ten zuiden van Altimira.

De boven- en middenloop van de rivier wordt gekenmerkt door talloze grote en kleine stroomversnellingen. De benedenloop, die zo'n 5 kilometer breed is, is maar 125 kilometer stroomopwaarts bevaarbaar voor de wat grotere schepen. De monding van de rivier heeft ondanks de ruim 400 kilometer die het van de oceaan afligt, nog steeds 1 meter verschil in waterstand als gevolg van eb en vloed.

De Rio Xingu is een helderwaterrivier, waarin het groene heldere water over een bruinleemige, rotsachtige bodem stroomt. Bij de oevers van de mondingsmeren is het zand echter wit van kleur. Doordat er nauwelijks zwevende deeltjes in het water zitten, kan het zicht soms meer dan 4 meter bedragen. De rivierbodem is vrij ondiep en loopt vanaf de oever erg geleidelijk af. Hierdoor kan in de droge tijd het water wel 50-100 meter vanaf de oever pas een diepte van 1á 2 meter bedragen. Het water is over het algemeen licht zuur en vrij warm. In september 1988 werd door Stawikowski de volgende waterwaarden gemeten: Ph 6.5, dGH 1, dKH 1, 32°C en de Microsiemens 120us/ci. In maart 1996 werd door Lacerda op dezelfde locatie de volgende waarden gemeten: Ph 6.7-6.9, Microsiemens 20us/ci en de temperatuur bedroeg 29°C.

Klimaat.
Het gebied waardoor de Rio Xingu stroomt wordt gekenmerkt door een Savanneklimaat, met een droge periode in de zomer. De gemiddelde jaartemperatuur ligt rond de 25°C. Afwijkingen in de temperatuur zijn gering en liggen tussen de 2 á 5°C, omdat er geen seizoenen zijn maar er een dagklimaat heerst. De maximale temperatuur ligt rond de 35°C met heel zelden temperaturen die de 40°C bereiken. De minimum temperatuur ligt rond de 25°C, maar kan in extreme gevallen teruglopen naar 15°C. Dit laatste komt alleen voor als de Antarctische luchtstromen, die in de droge periode vanuit de Andes naar het oosten worden geleid. Door het Rancandor gebergte worden de luchtstromen in noordelijke richting gedwongen, waardoor de tempratuur sterk kan dalen. De natte tijd begint eind september, begin oktober en eindigt eind maart, begin april. In deze periode kan ertussen de 200-300mm. neerslag vallen, waardoor het water tot 4 meter kan stijgen.

Gedrag in het aquarium.
Crenicichla's houden in het aquarium vraagt de nodige zorg en aandacht. Met name de grote soorten hebben veel ruimte nodig ook al zijn het vissen die graag gebruik maken van een vaste standplaats waar ze tijden lang rustig kunnen vertoeven. Het aquarium zou eigenlijk groter moeten zijn dan 250x60x60 en de hoeveelheid water moet minstens 600-800 liter bedragen. Het water moet goed gefilterd worden en regelmatig water verversen is absoluut noodzakelijk om het nitraatgehalte zo laag mogelijk te houden. Bovendien is stroming in het aquarium erg belangrijk. In de natuur wordt Xingu 1 aangetroffen op plaatsen in de rivier waar het water het snelst stroomt, dus de pomp in het aquarium kan niet groot genoeg zijn.
Voor de inrichting van de bak gebruik je grote keien en kienhout, waaronder de vissen zich schuil kunnen houden en waar ze hun hol kunnen uitgraven. Verder is open zwemruimte belangrijk. Planten zijn goed mogelijk, maar in het biotoop komen ze niet voor.
De watersamenstelling is zeker van belang omdat de vissen bij te hard water neigen naar de bekende "gatenziekte." Hierdoor ontstaan gaten in de kop maar ook de zijkant van het lijf kan hierdoor worden aangetast.

Ik houd sinds 1,5 jaar een koppel Cr Xingu 1 in een bak van 150x60x60. Deze bak is eigenlijk aan de kleine kant heb ik gemerkt, vandaar m'n eerdere opmerking over de minimale afmeting. De Xingu's zijn bij mij terechtgekomen doordat ik op een goede dag jongen van Geophagus hondae en wat andere vissen wegbracht naar een aquariumzaak in de buurt. Zoals altijd neus je in alle bakken of er iets speciaals is. Ergens in een bak zwommen 2 halfwas Crenicichla's, die het kennelijk nogal goed met elkaar konden vinden. Ik wist direct om welke soort het ging en ook de prijs was redelijk te noemen. Voor de aardigheid geopperd of ik mijn vissen niet kon ruilen en zo wisselden de vissen van eigenaar. Bij thuiskomst heb ik de jongen, die ongeveer 15 cm waren in en bak van 130x35x35 cm gedaan. Hierin hebben ze enkele maanden rondgezwommen. Door hun enorme eetlust en de daarmee gepaard gaande, snelle groei, was ik genoodzaakt ze over te hevelen naar mijn bak van 150x60x60. Hierin zat op dat moment nog een koppel Crenicichla proteus. Dus op een zaterdag heb ik de vissen, vissen eruit gehaald en de bak opnieuw ingericht. De Xingu's waren snel gewend aan hun nieuwe omgeving en hun medebewoners, bestaande uit een schooltje van 9 Metynis hypssauchen (een schijfzalm van ongeveer 12 cm) een 3-tal Satanoperca's leucosticta en 4 Hoplosternum thoracatum info (meerval). De eerste paar weken ging het hele gezelschap in harmonie met elkaar om, maar door het snel groter worden van de Crenicichla's, ontstond er voor de andere vissen steeds minder ruimte. Het koppel Xingu's, nam steeds vaker één van de schijfzalmen op de korrel. Ze werden achtervolgd door de gehele bak totdat de lol eraf was. Het gevolg was dat de school Metynnis het steeds zwaarder te voortduren kreeg, waardoor ik ze uit de bak heb gehaald. Tot dan hadden de andere vissen eigenlijk geen last ondervonden, maar na het weghalen van de metynnis waren de leucosticta's aan de beurt. Op een bepaald moment sleurde het inmiddels 25 cm lange Crenicichla mannetje een leucosticta van 20 cm aan de staart door de bak. Ook deze vissen heb ik er vervolgens uitgehaald. Tot mijn verbazing werden de meervallen met rust gelaten. Alleen tijdens het voeren kreeg er een wel eens een drukker, maar verder gebeurde er niets.
Het koppel was steeds vaker in elkaars nabijheid te vinden. Het wijfje vertoonde regelmatig haar broedkleuren en baltste tegen het mannetje, maar tot afzetten is het nog niet gekomen.
Het regenwater wat ik gebruik is erg zacht en met het mengsel van leidingwater is de watersamenstelling als volgt: De PH bedraagt 6.5-7.0, de dGH 4, dKH 2, Microsiemens 290 us/ci en NO3 20mg. De vissen voelen zich in dit water prima op hun gemak en zijn inmiddels volgroeid. Het mannetje heeft een lengte van ongeveer 30-32 cm, het wijfje is iets kleiner en is ongeveer 27 cm.
De vissen zijn redelijk actief te noemen, maar even vaak liggen ze op hun buik op een steen op de bodem of staan onder een stuk kienhout. Met voeren komt hun ware aard naar boven. Jonge voorns met een lengte van rond de 8 cm worden door het mannetje in één hap naar binnengeslokt. Het wijfje heeft iets kleinere visjes nodig. Ik voer ze om de paar dagen en soms krijgen ze een hele week niets. Tijdens het voeren is het mannetje erg dominant en heeft het vrouwtje moeite om haar deel te bemachtigen. Inmiddels zijn ze overigens zo tam, dat ze met hun bek boven het water uitkomen om de visjes uit de hand te eten. Als er te weinig voer komt wordt het vrouwtje door het mannetje fel op de huid gezeten. Meestal is dit van korte duur en vaak gebeurt het dat het vrouwtje de man probeert te paaien door het tonen van haar broedkleuren.
Tijdens agressie, met name naar andere vissen, wordt de kleur van de vissen leemgeel en verschijnen er 10 verticale donkere banden op het lichaam van een halve centimeter breed. Met name tijdens het voeren gebeurt dit regelmatig. Enkele maanden geleden heb ik een Baryancistrus sp. in de bak gedaan en wanneer ze die tegen komen is deze kleurverandering het sterkst waarneembaar.

Kweek
Het kweken met grote Crenicichla's is tot op heden nog maar incidenteel gelukt. Frank Warzel heeft jongen gehad van Cr. lugubris en Cr. marmorata. Zelfs met Cr. sp. strigata, die al sinds de 70-tiger jaren wordt geïmporteerd is het nog nooit gelukt. Waarschijnlijk heeft dit te maken met bepaalde ecologische factoren, zoals bijvoorbeeld een hoog- en laagwaterperiode en de daarbij horende verandering van de watersamenstelling. Mogelijk zijn er nog meer zaken die een rol spelen, maar hierover is niets bekend. Een ander mogelijkheid is dat grotere crenicichla's, voordat ze geslachtsrijp worden al weer van de hand zijn gedaan, waardoor er maar erg weinig mensen proberen er mee te kweken.

Voor Xingu 1 is inmiddels april 2000 een geslaagde kweek gemeld door Ian Tapp. In een aquarium met een inhoud van 125 gallon (ongeveer 450 liter) ingericht met kienhout en Pvc-buizen werd onder een stuk kienhout tussen de 200-300 eieren afgezet. De eieren zijn amberkleurig en hangen aan draadjes. Ongeveer 75 jongen zijn uitgekomen en werden uitstekend verzorgd door de beide ouders. Het afzetten gebeurde bij en PH van 6.2, 29°C en geen meetbare hardheid. Elke dag werd 10% van het water ververst. Voor zover ik weet is er in Europa nog niemand die een geslaagde kweek heeft gehad, in ieder geval zijn er nog geen publicaties over verschenen.

Voedsel.
Xingu 1 is een echte carnivoor, die volgens mij in de natuur voornamelijk vissen eet. Regenwormen, die door vele Crenicichla's met graagte worden gegeten worden met de nodige problemen naar binnen gewerkt. Ander klein voer zoals mysis wordt goed gegeten, maar het duurt natuurlijk een eeuwigheid voordat deze grote dieren hier genoeg van hebben gehad. Bovendien is voeren met mysis en ander klein diepvriesvoer een erg kostbare aangelegenheid. Zelf mysis scheppen is een mogelijkheid, maar je hebt een enorme diepvries nodig om een voorraad aan te leggen. Een goed alternatief leek mij spiering, maar hier hadden in elk geval mijn Xingu's helemaal niets mee. Dus een kruisnet aangeschaft en in de naburige vijver voorntjes vangen. Met warm weer in de zomer gaat dit fantastisch, maar ook in de wintermaanden kom ik zo aan genoeg voedsel. Levend of ingevroren het maakt ze niet uit. Door een enorme snelheid van de Xingu's maakt het visje geen schijn van kans en de Xingu's groeien er goed van en zien er erg gezond uit. Het enige wat je goed moet realiseren is dat het je wat extra uurtjes aan de waterkant zal kosten

Tot slot
Gezien mijn ervaringen kan ik wel zeggen dat Crenicichla Xingu 1 zeer de moeite waard is om te verzorgen in het aquarium, mits deze groot genoeg is. Door observatie in mijn aquarium van 150x60x60 heb ik voor mezelf de conclusie getrokken dat vissen uit de lugubris-groep minstens een bak van 250 cm lang nodig hebben om ze de ruimte te geven om hun natuurlijke gedrag te tonen. Daarom gaan mijn Xingu's verhuizen naar een liefhebber met een bak van 300 cm. In de toekomst zal ik me dan met name gaan richten op de kleinere crenicichla's.

Literatuurlijst.
Cichliden jaarboek 5, Crenichichla species from the Rio Xingu, Frank Warzel, blz 77 t/m 81.
Cichliden jaarboek 1, Bemerkungen über einzige großwuchsige Crenichichla's, Frank Warzel, blz 82 t/m 85.
Cichlasoma nr. 4, Het geslacht Crenicichla deel 1, Frank Warzel, blz. 280 t/m 287.
Die Buntbarche Amerika's Band 1, Stawikowski R. und Werner U. blz 20, 21, 23, 24, 27, 32, 33, 34. Verlag Eigen Ulmer, Stuttgart 1988.

Internet.
The first succesful aquarium spawning of the orange pike cichlid, Ian Tapp. WWW.geocities.com/Napa Valley/5491/orangepike.html.
Crenicichla sp. Xingu 1, Vinny Kutty. WWW.geocities.com/Napa Valley/5491/Xingu 1 page. html.

Dit artikel is eerder gepubliceerd in de periodiek van de NVC, jrg. 27 no. 6.

voor reacties: mail Mets Westra

© Copy-right en voorwaarden voor gebruik