De bewoners van de eenden lagune.
In het Oosten van Venezuela ligt in de buurt van
Cumana de Laguna de Patos.
Laguna de Patos betekent zoveel als de eenden lagune, er
zijn dan ook talloze soorten watervogels te vinden hier maar
daarover ga ik het nu niet hebben.
Ik wil het nu gaan hebben over een visje wat voor het eerst
in de jaren 30 van de vorige eeuw door een aquariaan (Franklyn
F. Bond ) gezien is om weer vervolgen weer vergeten te
worden.
Eerst eens iets over de vindplaats, de lagune was ooit een
brakwater gebied maar zeer lang geleden werd het totaal
afgesloten van de zee en is dus door aanvoer van zoet
(regen) ipv zout water nu een volledige zoetwater “plas”
geworden.
In het regenseizoen is de lagune een groot watersysteem maar
in de droge tijd bestaat het uit talloze klein poelen die in
temperatuur en waterwaardes redelijk van elkaar verschillen.
De poelen variëren van hard water van 25 graden tot zacht
zuur water van 27 graden, dit voornamelijk door variaties in
de ligging en de bodemsamenstelling.
De afwisseling tussen een waterplas en meerdere poelen is
waarschijnlijk de enige reden waarom er nog vis in deze
lagune leeft , aan de ene kant van de lagune ligt een
vuilstort en aan de andere kant komt de riolering er in uit.
Zouden door de poelvorming de vissen niet gescheiden worden
van deze vervuilinghaarden dan was er waarschijnlijk geen
leven mogelijk in dit water.
Helaas neemt dit niet weg dat de soort waar het hierom
draait bij de laatste expeditie naar dit water in 1998 door
Amando Pou niet meer is waargenomen in dit watersysteem. En
dus waarschijnlijk in het wild is uitgestorven.
Laguna de Patos
De herontdekking.
In 1975 ging Prof. Dr. John A. Endler naar Venezuela om daar
onderzoek te doen naar de verspreiding van guppen in Zuid
Amerika, een ander doel was om te zien of de
erfelijkheidsfactoren van de gup verschilden van andere
vindplaatsen.
In de wat koelere poelen met harder water vond Prof. Endler
inderdaad guppen maar in de warmere poelen die vol zaten met
groene eencellige algensoorten vond hij een ander visje, wat
kleiner en met enorm veel kleuren hij wist op dat moment
niet dat deze soort al eens eerder “ontdekt”was .
Hij nam een aantal vissen mee terug naar Amerika en gaf ze
aan Dr. Donn Erik Rosen die op dat moment curator was voor
het Amerikaans natuur historisch museum en die tevens
ichtyoloog was . Deze overleed helaas voordat hij de soort
kon determineren.
Voor zijn dood had hij enkele exemplaren van de soort aan
een wederzijdse vriend van hem en Prof.Endler gegeven, Dr.
Klaus kallman.
Dr. Kallman werkte op dat momnet bij het New York Aquarium
en was ook een bekend geneticus.
Het was deze man die aantoonde dat het een op zichzelf
staande vissoort was uit het geslacht Poecillia. Het
DNA van de soort verschild zoveel van de Poecillia
Reticulata (de gup) dat vast kwam te staan dat we hier met
een “nieuwe”soort te maken hadden die geen ondersoort was
van een andere vis en ook geen plaatselijke morf van een
elders voorkomende soort.
Het was deze man die de soort een naam gaf Endlers
levendbarende of Poecillia Endler.
Dit overigens zonder dit aan zijn vriend Prof.John Endler te
vertellen !
Professor Endler hoorde de naam voor het eerst in 1980
terwijl hij in het publiek zat tijdens een grote bijeenkomst
in Duitsland…..hij was natuurlijk zeer verrast.
Professor Dr. John Endler
Mijn Endlers.
Professor Endler en ik hebben wel eens contact met elkaar
via E-mail en zo kom ik aan een hele hoop informatie over
deze soort.
Zo vertelde hij me laatst dat hij in een Japans boekje een
Endler zag staan die duidelijk gekruist was met een gup ,
dit wordt vaker gedaan omdat de gup grotere nesten heeft dan
de Endler. Hierbij verliezen de mannetjes veel van hun kleur
en ook de lichaamsvorm verandert. Ik heb hem ooit foto’s
gestuurd van mijn Endlers om te bepalen of deze wel
raszuiver waren en zijn antwoord was: These are the real
thing.
Hij hoopte dan ook dat ik ze zuiver wilde houden en dat doe
ik dan ook zeker.
Dit is een door mij gekweekt mannetje
(bijna volgroeid)
Hoe herken ik de Endler?
De Endler is een visje waarvan de vrouwen geen enkele
kleurtekening hebben. Behalve dat na gelang de
gemoedstoestand ze soms donkere randen rond de schubben
krijgen waardoor er een soort nettekening ontstaat. De
mannetjes hebben des te meer kleur. De meeste mannetjes
hebben metaalachtige groene, blauwe en gouden kleuren. Vaak
hebben ze op de flank ook nog een zwarte vlek.
Ongeveer 10% van de wilde populatie hadden de mannetjes een
geheel zwarte rugvin. Bij de rest had deze diverse kleuren.
De rugvin is altijd hoekig van vorm, soms zelfs vlagvormend,
nooit rond(dit kan een teken zijn van kruising). De staart
is zeer divers van vorm. Deze kan een bovenzwaard, een
onderzwaard of een dubbelzwaard hebben. Maar dit kan echter
ook een pseudo-boven, -onder of dubbelzwaard zijn. De mannen
zijn tussen de 2 en 2 ½ cm groot terwijl de vrouwen het
dubbele kunnen halen. De vrouwtjes hebben een vinnenstelsel
zoals een ongekleurde, kortvinnige vrouwtjesgup.
De kweek
De kweek is simpel. De mannen doen een soort dansje om de
vrouwen gunstig te stemmen en dan gaan zij over tot de
paring. Dit doen ze de hele dag door en het is dus
verstandig om meer vrouwen dan mannen te houden zodat de
vrouwen ook wat rust krijgen. Endlervrouwen kunnen ongeveer
om de 22 a 23 dagen een nest baren. Dit is bij guppen om de
28 dagen. De nesten zijn tussen de 10 en de 20 jongen.
Endlers jagen niet echt op hun eigen jong, hooguit alleen
het eerste uur. Flink wat planten in de bak voorkomt dit. De
jonge mannen beginnen te kleuren ongeveer vanaf dat ze 17
dagen oud zijn. De vrouwen kunnen twee maanden na hun
geboorte hun eerste nestje krijgen. Als er naar verhouding
te veel mannen zijn, kunnen de dominante mannen elkaar
opjagen, maar beschadigen doen ze elkaar nooit. Endlers
leven 1 tot 2 jaar. Je kunt het beste met een groep van
minimaal 6 beginnen om de groep in stand te houden. Endlers
eten alle gangbare soorten voedsel met een voorkeur voor
klein levend voer en spirulina. Verder eten ze vooral algen
die ze met name van bladeren van planten af halen. De soort
wordt de laatste tijd steeds populairder. Dit betekent
helaas dat sommige mensen ze met guppen kruisen om zo
grotere nesten te krijgen. Dit is natuurlijk zonde omdat de
soort naar alle waarschijnlijkheid in het wild uitgestorven
is. Er gaan wel geruchten over een tweede vindplaats. Deze
plaats is op het Pariaschiereiland. Deze locatie moet echter
nog onderzocht worden.
bron : Prof. Dr. John A. Endler en eigen ervaringen
|