Guianacara geayi

Artikel beschikbaar gesteld door :


Bron :

Kevin Korotev,
uit "Splash", Milwaukee Aquarium Society
AQUARTICLES•COM

Guianacara Geayi - De Zadelvlek aardvreter

Het was een aangename verrassing dat ik, ongeveer een jaar geleden (Kerstmis 2002) een aquarium vol Guianacara geayi tegenkwam bij het PET WORLD WAREHOUSE op de South 27th Street hier in Milwaukee. Ik bezoek deze winkel regelmatig.  Ze hebben vaak een aantal soorten die andere winkels hier in de buurt niet hebben.  Deze vis, de "Zadelvlek aardvreter", is hiervan een prachtig voorbeeld : Ik heb ze nog nooit eerder ergens anders in de stad gezien.
De jongen van deze soort zijn, met een lengte van ongeveer 4cm, sterk contrasterend zwart en wit en gevormd als een "ram".  Voor de grap heb ik vrienden verteld dat dit de enige soort is waarvoor ik aanraad hem te houden met witte bodembedekking, dit omdat het witachtige lichaam prachtig contrasteert met het "zadel", de wang-streep en de tekening op de kieuwdeksels.  De vis heeft, zelfs op deze leeftijd, een licht glanzende weerspiegeling over het lichaam.  Het blijft bij deze lichte glans en daardoor wordt je snel verleidt te denken dat de vis ooit zal schitteren met kleuren zoals sommige volwassen "aardvreters" dat doen.  De foto's in Thomas Weidner's boek "South American Eartheaters" weerspiegelen niet de kleuren die ik in eerste instantie zag bij deze PET WORLD WAREHOUSE vissen.  Eén onderschrift stelt zelfs : "de gele kleur ...... is zelfs te zien bij jonge dieren".  Mijn vissen zagen er nooit geel uit.  Mogelijk speelde het dieet, een genetische variatie of welke andere factor dan ook hierbij een rol.
Guianacara geayi gedijt het best bij schoon en relatief koel water.  Ik was hiervoor gewaarschuwd door Tom Wojtech en de ervaring leerde dat hij gelijk had.  Zodra de temperatuur boven de 25.5°C kwam of wanneer de waterverversingen te onregelmatig gebeurden (een keer!), vertoonden de vissen tekenen van stress.  Gedurende de jeugd van de vissen, experimenteerde ik wat met de waterwaarden, maar ik heb hieruit nooit een conclusie kunnen trekken.  Het lijkt de vissen niet uit te maken of het water schommelt naar licht zuur dan wel basisch. Ik kwam uiteindelijk uit bij de gemakkelijkste optie: gewoon onbehandeld Milwaukee kraanwater.
Ik hield zes individuen (een dominant mannetje, een onderdanig mannetje en vier vrouwtjes) in een 180 liter aquarium met grote stenen en een hol stuk hout (op één na alle legsels vonden in dit houtblok plaats, waarbij het geen verschil maakte welk vrouwtje hiervoor verantwoordelijk was).  Ik vermoed dat het totale watervolume van het aquarium minder dan 120 liter was.  De vissen hielden zich zelden bezig met graven tot het moment dat ze begonnen te leggen en zelfs toen slechts zelden.  Het was onmogelijk de sexes te onderscheiden, totdat ze bijna één jaar oud waren. Tegen die tijd verraadde het gedrag, meer nog dan het uiterlijk, de sexe.  Het dominante mannetje had echter een iets grotere "helling" in zijn voorhoofd, hij leek iets groter en vertoonde zelden het volledige "zadel".  De vrouwtjes daarentegen vertoonden allerlei verschillende kleurenpatronen om hun tijdelijke band met het mannetje of hun jongen te verdedigen.
Dit is een perfecte beschrijving van het voortplantingsgedrag, overgenomen uit Thomas Weidner's South American Eartheaters :
"De paarvorming wordt geïnitieerd door het mannetje door middel van zijwaarts vertoon, het vrouwtje maakt echter de partnerkeuze en is vaak dominant binnen de relatie.  Het mannetje is er niet altijd van gediend om zo "onder de duim" te worden gehouden, waardoor vaak kleine ruzies tussen het paar voorkomen.  Wanneer de partners elkaar tegenkomen, leveren ze zich bijna altijd over aan zijwaartse dreiging en ook zijn de kieuwdeksels vaak gespreid terwijl het paar in kop-staart formatie rondjes zwemt.  Tegelijkertijd is er vaak een begroetingsritueel waarbij kleine gebaren worden uitgewisseld waardoor de partners elkaar kunnen herkennen. Wanneer twee ongepaarde individuen elkaar ontmoeten, beginnen ze elkaar al snel licht in de flanken te bijten. Wanneer de onenigheid op deze manier niet kan worden opgelost beginnen ze elkaar frontaal te bedreigen met de kieuwdeksels wijd open, uiteindelijk kan dit zelfs eindigen in "bek-gevechten".
Zodra een paartje gevormd is, zoeken de partners een goed beschutte plek om de eitjes te leggen, dit laatste gebeurd pas nadat het nest door beide partners zolang is uitgegraven dat beiden hiermee tevreden zijn.
Na intensief paringsgedrag, waarbij het paar kop-aan-staart rondjes zwemt met alle vinnen gespreid, worden de eitjes gelegd en bevrucht in het hol (of een andere beschutte plaats).  Het vrouwtje hecht de eitjes voornamelijk aan verticale vlakken en slechts zelden aan het "plafond".  De talloze (tot wel 400) groen-grijze eitjes zijn erg klein (1-1.5mm) en zitten met de lange zijde vast.  Na vier dagen worden de jongen uit de eieren bevrijd door het vrouwtje en verzameld op de vloer (van het hol). Gedurende de volgende zeven dagen wordt het jongbroed bijna altijd door het vrouwtje verzorgd terwijl het mannetje de directe omgeving van het hol bewaakt.  Wanneer het mannetje te ver van het hol afdwaalt, schiet het vrouwtje naar buiten om hem in duidelijke bewoordingen, door hem meerdere keren in de flank te rammen, te herinneren aan zijn vaderlijke plichten.
Het vrouwtje is verzot op het verstoppen van de larven in kleine kieren en gaatjes waar ze beter beschermd zijn tegen aanvallen van rovers.  Na elf dagen bij 26°C worden de nu vrij zwemmende jongen door hun moeder naar buiten geleid in de directe omgeving van het hol.  Het mannetje draagt nu ook bij aan de directe verzorging van de jongen door hen afwisselend met het vrouwtje voor te gaan.  De ouders zijn erg waakzaam bij de begeleiding van hun jongen en beiden zorgen dat de jongen in de gewenste richting zwemmen.  De kleuring van de kieuwdeksels is hierbij ongetwijfeld van groot belang ; de oog-streep is nu afgenomen tot een kleine stip op de kieuwdeksels, die zeer opvallend is in deze fase en door de jongen gebruikt kan worden als baken omdat de ouders de hele tijd boven hen blijven.  Vaak zijn ook de lippen zeer donker gekleurd wat, samen met de opvallende zwarte buikvinnen, voor de jongen een extra hulp is ter oriëntatie.  De jongen worden beschermd door middel van schokkende bewegingen, schudden met de vinnen en het begeleiden van de jongen.  Heftig knijpen met de vinnen geeft duidelijk aan dat er gevaar dreigt, de jongen reageren op dit signaal door naar de bodem te zinken en daar doodstil te blijven liggen.  Wanneer de ouders de vinnen weer spreiden, komen de jongen weer omhoog.  Bij het vallen van de avond worden de jongen door het vrouwtje verzameld en verborgen in hoeken en gaatjes in de bodem van het hol.  Hoewel het mannetje keer op keer probeert ook het hol binnen te komen, laat het vrouwtje hem nooit toe.  Het opkweken van de jongen is niet bijzonder moeilijk; wanneer de jongen vrij zwemmen kunnen ze meteen overweg met artemia naupliën die ze gulzig naar binnen werken.  Helaas groeien de jongen zeer traag waardoor het veel tijd en moeite kost de jongen groot genoeg te krijgen om naar een nieuw tehuis te sturen.  Het goede nieuws is dat de jongen zelf geslachtsrijp worden bij een lengte van ongeveer 8cm, wat ongeveer overeen komt met 9 tot 12 maanden oud.
Mijn geayi verwenden me met ongeveer acht zeer frustrerende legsels.  Elk van de legsels werd onderbroken vlak voor het moment waarop de jongen vrij konden zwemmen.  Terugkijkend had ik één of twee vrouwtjes uit de bak moeten halen ; ik vermoed dat hun aandrang om de "volgende" te kunnen zijn de balans verstoorde. Ik had niet graag willen ruilen met het vrouwtje dat het legsel bewaakte.  Grote aantallen eitjes of net uitgekomen jongen verdwenen simpelweg.  Slechts één keer was dit het gevolg van een verhuizing van de jongen naar een andere locatie door het vrouwtje, na de verhuizing verdwenen de jongen vanzelf.  Uiteindelijk heb ik na het uitzonderlijk grote negende legsel het hele stuk hout eruit gehaald en in een 80 liter aquarium, dat ik had gevuld met water uit de 180liter bak, gezet .  Ik creëerde een lichte stroming door de stam met behulp van een pompje. Dit werkte wonderbaarlijk goed.
Er zijn nu nog een stuk of honderd jongen over.  Ze zijn gemakkelijk te verzorgen, eten goed, groeien erg langzaam en beginnen net de zadel-vlek te vertonen.  De ouders zijn inmiddels verhuisd naar Tupper, New York, op weg naar nieuwe avonturen.

Ga eens kijken bij PET WORLD WAREHOUSE op South 27th Street.
Haal het boek in huis.
Geniet van uw aardvreters.

Vertaling : Martijn Los

© Copy-right en voorwaarden voor gebruik