|
|
Hemigrammus ocellifer (Steindachner 1863) |
Eind oktober 2000 kocht ik een paar Lantaarndragertjes
bij de Centreville aquariumwinkel. Ik zette ze in mijn
aquarium, speciaal voor tetra’s. Zoals met andere
Hemigrammus-soorten is het tamelijk eenvoudig om de
mannetjes van de vrouwtjes te onderscheiden. De mannetjes
zijn slanker dan de vrouwtjes, terwijl de vrouwtjes in hun
middel voller zijn. Ook wanneer men de vrouwtjes van voren
bekijkt en ze met eieren zijn gevuld, zijn ze zichtbaar
breder.
Het aquarium had een Ph van 6 tot 6,3 en een geleidbaarheid
van 380 ms. De tetra’s werden voornamelijk gevoerd met
diepvries rode muggenlarven, levende zwarte muggenlarven,
pas uitgekomen Artemia-naupliën en levende fruitvliegjes.
Binnen een paar weken was het vrouwtje merkbaar met eieren
gevuld.
Als kweekaquarium had ik een aquarium van 20 liter gevuld
met 12 liter osmosewater met een geleidbaarheid van 50
micro-siemens en een Ph van 6,3. De temperatuur van het
water was meer dan 26º Celcius. Het water werd met een
dubbele dosering zwartwaterextract van Kent behandeld. Ik
bond een stukje Javamos aan een kleine sla-klem en
bevestigde die met een zuignap een de achterwand. Op de
bodem lag mijn zelf gemaakte afzetrooster waardoor de eieren
naar de bodem konden zakken, gescheiden van de ouders. Omdat
tetra-eieren lichtgevoelig zijn werd het aquarium met een
handdoek bedekt om de hoeveelheid licht te verminderen.
Het paartje werd op 19 november in het kweekaquarium gezet.
Twee dagen later had het paartje afgezet. Ik zag dat er
ongeveer 300-400 eieren waren. Het leek alsof ongeveer 10
procent van de eieren al beschimmeld waren. De volwassen
dieren werden onmiddellijk naar het andere aquarium over
gebracht. Ik was bezorgd dat nog meer eieren zouden
beschimmelen, dus ik liet de handdoek over het aquarium.
Binnen 24 uur begonnen de eieren uit te komen en ik kon
larfjes zien op de bodem van het aquarium. De jongen leken
maar enkele millimeters groot en het leken net kleine
glassplintertjes. Binnen 36 uur bleek dat alle levensvatbare
eieren waren uitgekomen. Er lagen ongeveer 300 jongen op de
bodem van het aquarium. Op de tweede dag voegde ik een halve
beker water van mijn pantoffeldiertjeskweek bij het water om
voedsel beschikbaar te hebben zodra de jongen vrij gingen
zwemmen. Zoals bij de Hemigrammus erythrozonus vond ik de H.
ocellifer vrijwel onbeweeglijk aan de ruiten hangen.
Op de derde dag voegde ik nog een halve beker
pantoffeldiertjes toe in de kweekbak. Op de vijfde dag
zwommen alle jongen vrij. Het aantal pantoffeldiertjes in
het aquarium verminderde zichtbaar. Op de zesde dag besloot
ik om te gaan voeren met pas uitgekomen Artemia-naupliën.
Hoewel de jongen te klein schenen om de naupliën te eten,
konden ze zonder problemen eten. Op dat ogenblik stopte ik
met het geven van pantoffeldiertjes en ging ik verder met de
Artemia-naupliën.
Ik begon een keer per week met water verversen met meer
osmosewater. De lantaarndragertjes lijken langzamer te
groeien dan vuurneons. Het 20 liter aquarium was blijkbaar
niet de ideale maat om ze groot te brengen.
In de loop van de volgende twee maanden was het duidelijk
dat het aantal jongen minder werd, maar de sterken bleven
over. Na ongeveer 6-7 weken begon de kleur van de jongen te
lijken op de volwassenen met de opmerkelijke “lantaarn”. Na
ongeveer 2,5 maand waren er nog 80–100 tetra’s over. Ik
verhuisde ongeveer de helft naar mijn gezelschapsaquarium
van 280 liter, en de andere helft verkocht ik op de
winterveiling van de PVAS (Potomac Vally Aquarium Society)
van 2001.
Vertaling : Jan Bukkems |