Heros nicaraguensis / Heros balteatum / Cichlasoma spilotum / Copora nicaraguensis |
|||||||||
Artikel beschikbaar gesteld door : |
Pascal Ribbens | ||||||||
Hypsophrys is een monotypisch geslacht. Dit betekent dat er
maar één vertegenwoordiger is opgenomen onder deze familie,
namelijk H. nicaraguensis. Deze soort onderscheidt
zich van de anderen door de uitzonderlijk lange buikvinnen,
een kleine laag geplaatste bek met een krachtig gebit en met
een lichaam die fel versmalt naar achteren toe. Maar wat deze soort het meest onderscheidt van andere cichliden is zijn uitgenomen voortplantingsgedrag en niet hun anatomische karakteristieken. Inderdaad, Hypsophrys nicaraguensis is de enige Amerikaanse cichlide waarvan de eitjes niet kleverig zijn en dus niet aan een substraat gehecht worden. Deze soort werd voor het eerst geïmporteerd eind jaren 70. De mannen kunnen een lengte bereiken van ongeveer 20 cm. De vrouwtjes blijven duidelijk kleiner. De vissen hebben een kleine vlek aan de staart en een grotere vlek op de lengtestreep, tussen de 12de en 15de harde vinstraal van de rugvin. Ze hebben een lengtestreep die loopt van iets achter het oog tot aan de staart. Dit patroon is echter afhankelijk van hun humeur. Geslachtsonderscheid : Het geslachtsonderscheid is vrij eenvoudig waar te nemen. De geslachten onderscheiden zich zowel qua kleur als qua vorm. Bij het vrouwtje is de rugvin, de rug en de bovenzijde van de kop geel of glinsterend groenblauw gekleurd. De buikstreek gaat van geeloranje tot oranjerood. De anaalvin en buikvin zijn blauw getint. De kleuren van de man zijn minder intens. Vooral de groene kleuren zijn minder opvallend. De geeloranje kleur in de buikstreek ontbreekt meestal. Daarentegen vertonen veel exemplaren achter de borstvin een intense rode vlek. De basiskleur van de man is meestal groengoudachtig tot pastel geel of koperkleurig. Bij oudere mannen zet het voorhoofd uit (bultvorming) zodat deze uiteindelijk een vrijwel volledig verticaal profiel verkrijgt. Er bestaan meerdere geografisch gebonden kleurvarianten van H. nicaraguensis. Bij deze van het Nicaragua-meer ontbreekt de groene kleur. Hun rugstreek is purper en de buikstreek is bij de vrouwtjes geelrood en bij de man meer witachtig. Bij de mannetjes van deze streek is de bovenzijde van de kop roodpurper en de onderzijde geelrood tot verguld. Bij dit kleurtype vertoont de zwarte lengtestreep 5 à 6 vlekken die zich naar onderen toe kunnen uitbreiden tot verticale strepen. Karakteristieken : Deze cichlide kan natuurlijk het best geïdentificeerd worden aan zijn prachtkleed en in het bijzonder aan zijn laterale vlekken en zijn lengtestreep. Uit de anatomische karakteristieken kunnen we eveneens de harde vinstralen vernoemen die 20 bedragen in de rugvin en 9 in de anaalvin (Lopez, 1974). Zulks een aantallen zijn heel uitzonderlijk. Verwarring met andere cichliden is weinig waarschijnlijk. Verspreidingsgebied/Natuurlijk biotoop : Het verspreidingsgebied van deze soort bevindt zich in Midden-Amerika, Nicaragua, in het bijzonder in de grote meren (Nicaragua, Managua en Jiloa), in het systeem van Rio San Juan en in het noorden van de Costa-Rica ((Rio Sapoa en San Carlos Rio Matina). De soort verblijft er dus in de meren en langzaam stromende rivieren. Het water uit deze streken heeft een PH tussen 7 en 9 en een gemiddelde hardheid. In de meren bevinden deze vissen zich tot op een diepte van meer dan 15 meter, maar meestal houden zij zich in minder diepe wateren op, alwaar men scholen aantreft op zoek naar voedsel. Gezien alle vissen in deze scholen even groot zijn, kan men er van uitgaan dat ze van dezelfde nest afkomstig zijn. Maagonderzoeken hebben uitgewezen dat deze soorten zich in het wild hoofdzakelijk met algen voeden, maar ook met muggenlarven. Weekdieren zijn er eveneens een belangrijk voedingssupplement. In het verspreidingsgebied van deze vissen vindt men ook de soorten Nandopsis dovii en Neetroplus nematopus. Er zijn berichten van een apart natuurlijk gedrag van de Nica. De nematopus is er namelijk een grote concurrent van de nicaraguensis. De Nandopsis dovii, die een viseter betreft, zou hierbij regelmatig de nematopus verorberen. Het goed uitgedacht gedrag van de nicaraguensis bedraagt erin om telkens als een dovii-koppel een nest heeft, deze met een paar mannelijke nica's mee te helpen om het jongbroed te verdedigen tegen andere vissen. Op deze wijze overleven er meer jonge dovii en wordt de populatie van de nematopus binnen de perken gehouden, waardoor de Nica's dan op hun beurt minder last hebben van de concurrentie. Verzorging : Het verzorgen van deze soort in aquaria brengt in het algemeen geen problemen mee. Niettemin voldoen op lange termijn enkel aquaria vanaf 125 cm. Schuilplaatsen moeten voorzien worden. Het aquarium kan enkel meet grofbladige sterke en resistente planten beplant worden. Als bodembedekking kiest men best voor zand, eventueel aangevuld met enkele grote kiezels. De temperatuur ligt rond de 26 graden. De H. nicaraguensis is meestal niet al te agressief met medebewoners, dit op enkele uitzonderingen na. Tijdens de kweek is de soort wel vrij territoriaal. Er werd reeds vastgesteld dat jonge exemplaren vrij agressief kunnen zijn, maar dat deze agressiviteit verdwijnt bij het ouder worden. Kweek : Kweek is niet moeilijk en vraagt geen bijzondere maatregelen/voorzieningen, uitgezonderd het feit dat men rekening moet houden met het feit dat het hier om een holenbroeder gaat. Het paartje zal vooraf een nestplaats uitkiezen, die zij zullen ontdoen van zand en vuil. Hierna zullen de eitjes worden afgelegd, los op de bodem. Beide partijen hebben hun eigen taak bij het broeden. Bij een temperatuur van ongeveer 27°C zullen de jongen vrij zwemmen na ongeveer 12 dagen. Het is op dat ogenblik dat men ze kan beginnen voeden met Artemia en fijngemalen droogvoer. Bronnen : - Amerikanischer cichliden II (Dr. Wolfgang Staeck, Horst Linke) - het internet Copyright (C) 2005 by Ribstick |
|||||||||
|