Labeotropheus trewavasae

Artikel beschikbaar gesteld door :


Bron :

Craig Morfitt,
Uit "Fish tales",Bermuda Fry-Angle Aquarium Society
AQUARTICLES•COM
 

Labeotropheus trewavasae "Jumbo"

De Labeotropheus Trewavasae is voor het eerst geïntroduceerd in de hobby in 1964 (Riehl) en is vernoemd na de vernieuwde Britse ichtyologe, Dr. Ethelwyn Trewavas. Hij deelt het geslacht Labeotropheus met zijn neef, Fuelleborni, en ze vertonen allebei de onderstaande bek en overhangende vlezige neus die hem helpen met het eten van de algenlaag die groeit op de rotsen van hun in leefgebied, het Malawi meer. L. Trewavasae wordt beschouwd als een lange, dunne vis, zeker vergeleken met de Fuelleborni, maar dit is niet altijd het geval. De soorten gevonden bij de ondergelopen riffen in het meer, hebben een dieper lichaam dan de individuele soorten bij de aangrenzende rotskusten (Konings, p.130). Ad Konings rapporteert dat bij Chirwa Island, bij Chilumba, grote oranje soorten van de Trewavasae lijken op de L.Fuelleborni in vorm en grootte (p.130). Deze observaties vond ik zeer interessant daar mijn L. Trewavasae “Jumbo” geen dun uiterlijk had wat typerend zou moeten zijn voor de Trewavasae.

Ik verkreeg mijn “Jumbo’s” van Stuart Grant bij zijn Kambiri Point vestiging in oktober 1999. Sindsdien heb ik Stuart Grant verzocht om informatie betreffende de vindplaats van deze vissen maar hij kon geen exacte locatie aangeven. Wel zei hij dat ze moesten komen uit de “omgeving centraal Chilumba waar je een kleine groep eilanden hebt – niet in het noorden zoals Ngara of zuiden zoals Chitimba”. Stuart’s beschrijving doet me vermoeden dat de vissen uit de regio Chitande Island, Mpango Rocks, Mpango Reef, Katale Island en Chirwa Island.

Mijn man is nogal een grofgebouwde vis. In het algemeen is hij licht blauw (bijna neon in zijn intensiteit) met een subtiele roestbruine vlek lopend in de lengte van zijn lagere flanken. Het neusgebied heeft een paar donkere blauwe banden. De achterste randen van de rug-, anaal- en staartvinnen zijn geel/oranje van kleur. De buikvinnen hebben een hooggeplaatste rand en een wijde zwarte band in de lengte van de vin. De vrouwtjes zijn iets minder diep gekleurd dan de mannetjes en hebben een grauwbruin lichaam met verticale donkere banden. Mijn mannetje is ongeveer 15 cm lang en de vrouwtjes ongeveer 12,5 cm.

Het is me gelukt er 5 van mee te nemen. Ik verkocht een paartje en hield een trio voor mijzelf welke ik huisvestte in een 200 liter aquarium samen met een paartje Dimidiochromis Compressicept “gold”. Het aquarium wordt gefilterd door 2 Tetra Super Briljant spons filters. Het heeft een kale bodem en een sortering aan aardewerk bloempotjes, pvc-buis, gladde rotsen en een groot stuk rode leisteen.

Zoals bij al mijn aquariums, paste ik een waterverversing van 50 procent iedere twee weken toe. Baksoda en Sea-Chem Cichlid Lake zout werden toegevoegd bij het verse water (1 theelepel per 17,5 liter). Watercondities, gemeten met Mardel teststrips, waren een PH van 8,4, totale zuurtegraad van 240 ppm, totale hardheid van 90 ppm. Watertemperatuur was 26 C. Het voer bestond hoofdzakelijk uit vlokkenvoer met een hoge vegetarische inhoud.

De Baensch Atlas vermeldt dat het soort territoriaal, extreem agressief en intolerant is. Het mannetje zou polygaam zijn, en zij raden aan om op ieder mannetje meerdere vrouwtjes te houden (p.730). In de eerste paar weken viel me op dat het mannetje continue de vrouwtjes lastig viel. Hij beet in hun vinnen en verwondde hun lichamen. Ondanks dit waren de vrouwtjes zeer robuust. Terwijl ze wel moesten vluchten voor de aandacht van het mannetje hoefden ze niet uit te wijken naar bovenste hoeken van het aquarium, zoals het zovaak gebeurt bij cichliden die meer belaagd worden dan ze aan kunnen (zulke vissen moeten uit het aquarium worden verwijderd voordat ze dood gaan). Het viel me op dat de vrouwtjes, ondanks de vele schuilplaatsen op de bodem van het aquarium, ze er weinig gebruik van maakten. Ze maakten wel veel gebruikt van de 3 drijvende kunststof afzetmoppen die hun hoofdzakelijke vluchtplaats werden.

Na een paar maanden jagen achter de vrouwen, werd de moeite van het mannetje eindelijk beloond in januari 2000 en ik was gelukkig genoeg om de paring te mogen aanschouwen. De gekozen afzetplek was een groot stuk leisteen dat in een hoek van 45 graden stond met de bodem, aan het einde van het aquarium. De kleuren van het mannetje waren op zijn helderst en hij trilde boven het stuk leisteen om de aandacht te trekken van het grootste vrouwtje. De twee kwamen samen en draaiden rond elkaar boven het stuk leisteen terwijl het mannetje zijn ‘trildans’ deed. Af en toe kwam het vrouwtje omlaag naar het stuk leisteen om 1 eitje te leggen. Ondanks de schuinte van het stuk steen bleef het eitje gewoon liggen. Ik geloof dat dat komt door de vorm van het eitje in samenwerking met het ruwe oppervlak van het steen. Na het leggen van het ei draaide het vrouwtje zich om en nam het eitje in haar mond. De man schudde zijn lichaam en bevruchte het eitje via de eivlekmethode. Dit proces herhaalde zich keer op keer. Waarschijnlijk had ik al een deel van het paren gemist daar het vrouwtje al een volle bek met eieren had. Ik zag ze ongeveer 10 eieren leggen totdat het vrouwtje het wel genoeg vond. Ze zwom weg naar de andere kant van het aquarium maar het mannetje volgde haar en probeerde haar weer aan het paren te krijgen door te trillen en zijn vinnen te tonen.

Een paar dagen na de paring was het mannetje nog steeds het vrouwtje aan het lastig vallen en ik besloot haar was rust te geven. Ik verwijderde haar uit het aquarium en plaatste haar in een kale 35 liter aquarium. 19 dagen na het paren liet het vrouwtje 27 jongen los. De donker gekleurde jongen zagen er groot uit en verbleven een paar dagen op de bodem van het aquarium. Vanaf het begin accepteerden ze fijngewreven droogvoer en al snel zwommen ze op alle niveaus van het aquarium. Het vrouwtje verbleef 3 maanden in het 25 liter aquarium met haar baby’s zonder dat ze hun iets aan deed. Omdat er een vrouwtje ontbrak botvierde het mannetje zijn seksuele frustraties op het andere vrouwtje maar er vond geen paring meer plaats. Het eerste vrouwtje is onlangs terug geplaatst in het grote aquarium en werd meteen weer lastig gevallen door het mannetje. Na 3 maanden rust was ze weer in top conditie, maar het mannetje had in een mum van tijd haar vinnen gescheurd en haar lichaam beschadigd. Zo erg dat ik haar apart moest zetten achter een scheidingsruit. Intussen kreeg het andere vrouwtje veel minder agressie te verduren en het is mogelijk dat er paarvorming had plaats gevonden tijdens de afwezigheid van het eerste vrouwtje. De scheidingsruit stelt de man in staat om beide vrouwtjes te zien zonder erbij te kunnen komen. Er is een gat in de bodem van de scheidingsruit dat het mogelijk maakt om te paren met het eerste vrouwtje zonder dat hij haar kan aftuigen. De tijd zal het leren. Inmiddels doen de jongen het goed en zullen ze spoedig naar hun nieuwe tehuizen gaan.

Vertaling : Jochem Tuin

© Copy-right en voorwaarden voor gebruik