Megalamphodus megalopterus

Zwarte fantoomzalm

Artikel beschikbaar gesteld door :

P.Bus A.V. Pronkjuweel
Verspreidingsgebied:
Brazilië, provincie Matto Grosso in de wateren van de middenloop van de Iken.
Uiterlijk:
De Fantoomzalm behoort tot de familie der Karperzalmen of Characidae, nauw verwant aan het geslacht Cheirodon, waarvan tot op heden zes soorten bekend zijn. Uiterlijk lijkt het visje veel op de Callistus soort, maar onderscheidt zich hiervan door de zeer groot wordende rug- en aarsvin bij de mannelijke exemplaren. Ze worden ongeveer 4 cm. groot.
De grondkleur is doorschijnend grijs tot zwartachtig met een blauwzwarte sterk iridiserende licht omzoomde schoudervlek. De vinnen zijn grijsachtig transparant met donkere zomen. De vrouwtjes zijn iets kleiner dan de mannetjes, terwijl het lichaam hoger van vorm is. De vetvin is bij de vrouwtjes rood en de grondkleur is roodachtig. De mannetjes zijn duidelijk slanker, terwijl de rug- en aarsvin zeer groot zijn ten opzichte van de vrouwtjes, de vetvin is kleurloos of grijs.

Verzorging:
De Fantoomzalm verlangt een temperatuur van ongeveer 24 °C. Iets hoger of lager behoeft echter geen bezwaar te zijn.
Het visje stelt geen bijzondere eisen aan het voer; daphnia's, cyclops en muggelarven alsmede droogvoer worden gaarne geaccepteerd, ook pikken ze graag een klein levend insect van het wateroppervlak. Hoewel de visjes zich het prettigst voelen in oud en dan ook nog over turf gefilterd water, kunnen we ze zonder meer in het normale aquarium onderbrengen, want ook hierin voelen zij zich goed thuis. Wel graag een donkere bodem met dichte randbeplanting en dan nog het liefst van fijnbladerige planten.
Het pronken is een lust voor het oog; de mannetjes zijn dan diepzwart met strak gespreide vinnen. De dieren houden van gezelschap en het is dan ook aan te raden er een schooltje van zes of meer aan te schaffen. Geef de visjes een rustige bak met niet al te drukke vissen, anders trekken zij zich terug in de randbeplanting en hierdoor missen we veel van hun schoonheid. De dieren bevolken in hoofdzaak de middelste en bovenste waterlagen. In sterk verlichte aquaria zoeken ze de overschaduwde plaatsen op.

Kweek:
Voor het kweken verlangen ze geen hoge temperatuur, 21 °C is al hoog genoeg. Een te hoge temperatuur is niet goed voor het jongbroed. De eierafzetting is gelijk aan die der kleine Hyphessobrycon soorten. De eitjes worden afgezet tussen fijnbladerige planten.
Na het afzetten van de eitjes moeten de ouders direct uit de kweekbak worden verwijderd, want het zijn geduchte eierrovers. De eitjes zijn geel tot roodachtig en komen na 24 á 30 uur, al naar gelang de temperatuur, in het kweekbakje uit. Doorgaans zie je de embryo's op de grond. Na een dag of vier hangen ze als zwartachtig tot diep bruine streepjes aan planten en glaswanden.
Het beste kunnen ze grootgebracht worden in lange bakken met een lage waterstand. Het regelmatig gedeeltelijk water verversen is niet zo moeilijk, want de jonge visjes houden zich tegen de bodem schuil of vluchten in de donkerste hoek. Voor direct zonlicht is het oppassen geblazen; dit kan hun dood betekenen. Na het vrijzwemmen van de jongen beginnen we direct te voeren met infuus, dit is de vijfde dag. Twee dagen later gaan we over op artemia of cyclops naupliën. De eerste twee weken verloopt de groei voorspoedig, hierna gaat het wat langzamer.
Regelmatig water verversen, het zij hier nogmaals gezegd, is onontbeerlijk. Lange tijd vertonen de jonge dieren de kenmerken van de vrouwtjes. Eerst tegen de geslachtsrijpheid van de dieren komt hierin verandering en worden de kenmerken van de mannetjes zichtbaar. Het is de moeite waard om er een kweek van op te zetten, want goedkoop is het beestje niet, maar wel zeldzaam mooi.

Veel succes.
P. Bus, A.V. Pronkjuweel.

© Copy-right en voorwaarden voor gebruik