Megalamphodus roseus

Gele of gouden fantoomzalm

Artikel beschikbaar gesteld door :
 

Han Kreeftenberg,
A.V. Ambulia, Winterswijk
 

Megalamphodus roseus (GÉRY, 1960)


Enkele jaren geleden ontdekte ik een klein visje, in een aquariumzaak in Duitsland dat ook in ons clubblad adverteert, ik had het nog nooit gezien en dacht eerst aan een kweekvorm, of de rode rio, (Hyphessobrycon flammeus), maar op de sticker van het aquarium stond de wetenschappelijke naam Megalamphodus roseus dus dat kon niet. De eigenaar ontkende ook dat het een kweekvorm was, maar wist niet te vertellen waar het visje vandaan kwam wel noemde hij de Duitse naam gelbe fantoomzalm.
Maar het toeval kwam om de hoek kijken, want enkele weken later kreeg ik het Belgische aquariumblad “Aquariumwereld” in de brievenbus met o.a. een artikel over M. roseus door Arend van den Nieuwenhuizen. Zo kreeg ik dus meer gegevens over dit prachtige visje, deze gegevens wil ik u niet onthouden, ook al omdat ik nu nog regelmatig de M. roseus in aquarium zaken zie, en dat is wel eens anders geweest, meestal zie je na een enkele import van een nieuwe soort, ze nooit meer.

Dit visje is voor het eerst in 1978 door een Nederlandse pater ingevoerd vanuit Suriname, en is een van de mooiste nieuw geïmporteerde karperzalmpjes van de laatste jaren, en vormt een prachtig contrast met b.v. de Neontetra (Paracheirodon innesi) of de Kardinaaltetra (Paracheirodon axelrodi).
Zijn natuurlijke biotoop is de Marowijne rivier en zijn zijkreken, de Marowijne is de grensrivier tussen Suriname en Frans Guyana de Fransen noemen deze rivier Marouini.

De Megalamphodus roseus heeft een groengrijze rug en een mooie gouden grondkleur in de buikstreek, met daarop een ronde donkere vlek, helemaal onder aan de buik zijn ze zilverwit en bij een goede verzorging hebben ze een dieprode achterkant. De rugvin is geel zwart met witte uiteinden, de andere vinnen zijn grijs, al zijn bij de aarsvin voorste vinstralen wit en kan er iets rood in de staartvin zitten, ze worden maar drie cm groot. Het geslachtsonderscheid is dat de mannen slanker zijn en een kleinere schoudervlek bezitten, wel hebben ze meer wit in de rugvinnen, de vrouwtjes hebben een duidelijk vollere buik.

De gouden fantoomzalm houdt van zacht en nitraat arm water, over turf gefilterd of toegevoegde turfextracten (b.v. ToruMin) bevorderd het welbevinden, bovendien kleuren ze dan prachtig uit, de achterkant wordt dan dieprood. We houden ze bij een temperatuur van 23 tot 27 ºC, in nitraatarm water met een pH tussen de 6,0 – 7,8 (7), ze houden zich op in de middelste waterlaag. We verzorgen ze het best in een aquarium met veel licht en een dichte randbeplanting, zodat er veel zwemruimte overblijft. Niet met te grote vissen samenhouden. Het gouden fantoomzalmpje eet vrijwel alles, als het maar klein is, zoals fijn vlokken voer, klein vries- gedroogd voer, maar het beste is toch wel levend voer: kleine watervlooien, en kleine muggenlarven, witte / zwarte of rode.


Bij een goede verzorging kregen deze prachtige visjes bij Arend van den Nieuwenhuizen spoedig mooie ronde buikjes en A. van den Nieuwenhuizen beschrijft dan ook een kweekpoging die ik voor het grootste deel overneem.
Voor de kweek nam hij een bakje van 40 cm x 25 cm x 25 cm, dat gevuld werd met onthard water, met een pH van 6,4 en een totale hardheid van 2 ºDH. De bodem was bedekt met turfplaatjes en de beplanting bestond uit een flinke bos Myriophyllum. Als dekruit gebruikte hij een stuk opaalglas, zodat het licht diffuus was.
Voor de kweek werden enkele mannetjes en vrouwtjes een week van elkaar gescheiden en extra goed gevoerd. Daarna werden ze in de kweekbak gezet. De volgende ochtend begonnen de paringen om een uur of negen. Het gedrag leek erg op dat van het dwergzalmpje Hyphessobrycon georgettae. Als ze na wat jagen, bij de Myriophyllum waren aangeland, stootte de man met de punt van zijn bek in de buikstreek van de vrouw. Ze paarden tussen en tegen het groen. De kleine eitjes bleven voor het grootste deel aan de planten hangen. De paringen duurden de hele ochtend. Er werden geen eieren gegeten, maar voor de zekerheid schepte hij de visjes eruit, toen de rustpauzen tussen de paringen steeds groter werden. Er beschimmelde maar een paar eieren. De jongen zwommen na ruim drie dagen vrij en werden een halve dag later met infusie gevoerd. Vanaf de 5e dag na het uitkomen kregen ze ook Artemia. Ze groeiden snel en begonnen na drie weken bij een grootte van 8 mm te kleuren. Het nest telde 214 jongen.

Zoals velen van u reeds zullen vastgesteld hebben, wordt de tot dusverre geldige geslachtsnaam Megalamphodus niet meer gebruikt voor dit fantoomzalmpje. De taxonomen Stanly H. Weitzman en Lisa Palmer beschouwen Megalamphodus alleen nog als Synoniem voor Hyphessobrycon. (*  Aangezien op deze database de benamingen worden gehanteerd zoals in de Mergus atlas staan beschreven, is dit in tegenstelling tot de titel van dit artikel)  Literatuur: Weitzman, Stanly H., & Lisa Palmer (1997): A new species of Hyphessobrycon (Teleostei: Characidae) from the Neblina region of Venezuela and Brazil, with comments on the putative ‘rosy tetra clade’. Ichtyol. Explor. Freschwaters, Vol. 7, No 3, pp 209-242, 9 figs., 1 tab.


LITERATUUR
Aquarium Wereld jaargang 50, nummer 10, oktober 1977.
Mergus Aquarien Atlas band 2
Aquaristik aktuell 6/97
© Copy-right en voorwaarden voor gebruik