dambordcichlide |
|||||||||||
Artikel beschikbaar gesteld door : |
Peter-Jan Taheij | ||||||||||
Nannacara anomala is de latijnse naam van de dwergcichlide die ik onder de aandacht wil brengen. De meeste aquarianen kennen hem echter beter als de dambordcichlide. Vroeger werd hij ook wel goudoog- dwergcichlide genoemd, vanwege het felle goudgele oog dat afsteekt tegen een donker lichaam wanneer het visje opgewonden raakt. De dambordcichlide kom je meestal lange tijden niet in de aquariumzaken tegen, waarna je ze op een gegeven' moment weer een tijdje overal kunt kopen. De in de vrije natuur levende exemplaren vinden we in Zuid Amerika, om precies te zijn in langzaam stromende, lichtzure beken en zijarmen van rivieren in het westen van Guyana. In datzelfde gebied komt ook zijn bloedverwant de Nannacara taenia voor, een visje dat erg veel op de darnbordcichlide lijkt maar dat slechts zeer zelden in de handel verkrijgbaar is, omdat het waarschijnlijk alleen als bijvangst van andere soorten geïmporteerd wordt. De dambordcichlide toont ons een sterk staaltje van geslachts-dimorfisme, Het mannetje wordt zo'n 9 cm lang en heeft een donkerbruine grondkleur. Iedere schub is afgezet met een groen-iriserende rand, waardoor er een iriserend raster over zijn lichaam lijkt te liggen. De rugvin is verlengd en is gezoomd met een blauw-iriserende en een rode rand. De buikvinnen zijn wit gezoomd. Onder dit prachtige kleed is ook nog vaag een dambordachtig patroon te zien. De dambordcichlide kan uitstekend in een gezelschapsaquarium gehouden worden, mits dit voldoende schuilmogelijkheden biedt. Het is namelijk een ontzettend rustige dwergcichlide die ook nog eens van de planten afblijft, ze geven zelfs een voorkeur aan wat dichte plantenbossen in een aquarium. Een speciaal aquarium van 60 cm lengte kunnen we inrichten met schuilmogelijkheden van hout en stenen met dichte randbeplanting. Voor de kweek, die met de Nannacara anomala overigens nog niet eens zo moeilijk is, wordt de watertemperatuur enkele graden verhoogt naar 26° tot 28°C, en gebruiken we middelhard water dat licht is aangezuurd, pH 6,2 tot 6,8. De een legsel van 50-300 eieren wordt in holen of op platte stenen afgezet. Na het afzetten wil het vrouwtje niets meer met de man te maken hebben, en ze verdedigt haar broed zeer fel. Om haar broed te beschermen is ze ondanks haar geringe afmetingen in staat het mannetje, dat bijna tweemaal zo groot is als zijzelf, met ramstoten te doden. Het is dan ook aan te bevelen het mannetje na het afzetten uit de bak te verwijderen. Volwassen dambordcichliden zullen slechts met tegenzin droogvoer eten, behalve tubifex, watervlooien en diverse muggelarven, wordt ook mosselvlees en runderhart met smaak gegeten. |
|||||||||||
Naschrift Dat de vindplaats West Guyana klopt, heb ik in 1980 in Suriname zelf kunnen vaststellen toen ik Nannacara anomala samen met diverse andere bekende aquariumvisjes zoals spatzalm, lantaarndrager, Nannostomus bifasciatus en gup (jawel!) met behulp van een kruisnet bij de brug in de weg tussen Paramaribo en het vliegveld "Zanderij" uit de Koropinakreek ophaalde. Op de bijgaande foto gaat het om het donkere visje rechtsonder. Bij de snuit van N. anomala ligt lantaarndrager en helemaal boven ziet u mannetjesguppen. Middenonder ligt Pristella maxilaris (vroeger Pristella. riddlei). Loek van der Klugt |
|||||||||||
|