|
|||||||||
Artikel beschikbaar gesteld door : |
Marcel Beekman | ||||||||
In de natuur zijn de mannen meestal mooier dan hun vrouwtjes. Bij dit visje gaat dit helaas niet op, daar heeft dit visje ook zijn wetenschappelijke naam "transvestitus" aan te danken. Het vrouwtje van deze soort is een grote lijnen gelijk aan het mannetje, alleen de kleuren zijn veel intensiever. Het visje heeft een grijze tot bruinbeige ondergrond met daarop 5-6 donker grijze dwarsbanden. De ongepaarde vinnen zijn voorzien van een zwart zoompje. Verder hebben de kieuwdeksels groenbronzen glans. Het vrouwtje heeft als extra een heel fraai patroon van witte streepjes in haar rug-, aars- en staartvin, verder heeft zij een rood buikje. Bij de volwassen vrouwtjes is dit een heel diep bordeauxrode kleur. Dit visje komt uit Afrika en wel uit het gebied rond het Maji-ndombe meer in Zaïre. Tijdens de landelijke aquariumdag had ik een gesprek met een medeaquariaan bij de stand van de vereniging die op deze dag bij een bekende dierenwinkel was opgezet. Al snel vertelde hij mij dat hij nog zeker een 7 tal paartjes uit eigen kweek had en daar vanaf wilde. Ik heb 4 paartjes van hem gekocht, waarvan er 2 paar naar een goede vriend van me zijn gegaan die het ook wel eens met deze soort wilde proberen. Voor deze visjes heb ik een 60 cm aquarium ingericht, de inrichting voor deze visjes is vrij eenvoudig. De visjes houden van holletjes om in weg te "kruipen", dus kienhout en stenen mochten niet ontbreken. Verder heb ik rivierzand voor de bodem genomen omdat de visjes graag in het zand naar voedsel zoeken. Als beplanting kwamen dan de Anubias barteri soorten en het "mosselplantje" (Pistia stratiotes) als drijfplant (wat zorgt voor een rustig en gedempt licht in het aquarium) in aanmerking. De hiervoor genoemde planten komen voor in Afrika zodat je thema bij Afrika kan houden, en een echt speciaal biotoop aquarium creëert. Ik heb me er niet helemaal bij Afrika gehouden want ik heb er ook wat Javavarens (Microsorium pteropus) en Belgisch-blad (Hygrophyla polysperma) in gezet. Ik heb al eens voor een paar jaar terug een paar Nanochromis tranvestitus gehouden samen met Pelvicachromis taeniatus (familie van de Kersenbuikcichlide) en dat ging prima. Ik heb toen wel nakomelingen gehad van P. taeniatus. Deze keer wilde ik het met 2 paartjes N. transvestitus proberen, en daarom heb ik voldoende scheidingen in de vorm van kienhout, stenen en planten in het aquarium aangebracht om het zicht zo veel mogelijk te beperken zijn zodat de dieren niet zo snel gestrest raken. Al snel vormde er 2 paartjes uit het groepje van vier en werden territoria al snel afgebakerd. Meestal nemen de dieren hun intrek in een op zijn kant gelegde kokosnootdop of een half bloempotje die in het zand gedrukt is, indien voorhanden. Dat gebeurde bij mij dus niet, de twee mannetjes vestigde zich ieder onder een stuk kienhout en groeven hun eigen hol. Het "broedhol" wordt grondig schoon gemaakt en wat zand wordt verschoven als het in de weg zit. De graafwerkzaamheden bleven gelukkig beperkt rond het broedhol zodat de planten niet boven kwamen drijven. Regelmatig komt er een vrouwtje langs een van de holen van de mannen om haar baltskunsten te vertonen. Dit is prachtig om te zien; het vrouwtje zet al haar vinnen wijd uit en kronkelt zich in een soort U -vorm. Nu komen we bij de waterkwaliteit, die een belangrijke rol speelt bij de kweek van Nanochromis transvestitus, tenminste dat beweren veel liefhebbers (wetenschappers). Naar mijn idee is dat een beetje overdreven. Ik heb in grote lijnen aan de richtlijnen van de heren H. Linke en W. Staeck gehouden, zij geven aan: pH 4 - 6,5, zacht water en een temperatuur van 22 - 26°C. Mijn mening is dat veel vissen die generatie na generatie worden nagekweekt, zich aanpassen aan de condities waaronder wordt gekweekt. Als je de boeken dan moet geloven kweken de visjes meestal pas als de pH onder de 5,8 is, beter nog onder de pH 5,5 en er een regelmatige waterverversing plaats vindt, dus filteren over turf en of gedroogde bladeren of turfstrooisel op de bodem. Als de visjes zich "happy" voelen en regelmatig levend voer krijgen, kan je op nakomelingen rekenen. De visjes vertonen broedzorg in de vader-moeder vorm waarbij de taak van de vader meer het afbakeren van het territorium is en de moeder zich meer met de jongen bezig houdt. Af en toe nemen vader of moeder de taak van de andere ouder over als de ander niet in de buurt is. Als het aquarium groot genoeg is met voldoende schuilplaatsen groeien veel jongen op. Na ongeveer een half jaar zijn de jongen opgegroeid tot volwassen exemplaren. Ik heb nog geen jongen van één van de 2 paartjes gehad, maar ik verwacht dat zij mij zeer binnenkort zullen verassen met jongen. Eventueel zou ik de bevolking aan kunnen vullen met wat andere bewoners. Uit Afrika komen vele mooie killievisjes waarvan vooral de Rivulus soorten heel geschikt zijn als gezelschap, ook in een bakje van 60 cm. Gezelschap van rustige killies of labyrintvisjes die dicht bij het wateroppervlak zwemmen maken dwergcichliden minder schuw. Geraadpleegde boeken: Afrikanische Cichliden I, Buntbarsche aus Westafrika, Horst Linke - Wolgang Staeck, uitgeverij Tetra. |
|||||||||
|