|
Naast de meer bekende Oreichthys cosuatis is er de
Oreichthys sp. “High fin” een tweede vertegenwoordiger van
deze soort die uit India komt. Maar over deze soort is
maar weinig te vinden en al zeker niet in de Nederlandse
taal. Ik hoop door dit stukje te schrijven dat het
visje wat bekender wordt bij het grote publiek.
Het visje kwam 2 jaar geleden in mijn bezit. Ik was
voor mijn werk bij Ruinemans (groothandel te Montfort) om
vissen in te kopen. Je gaat alle rijen af om te kijken
of er bijzondere vissen zitten en je kijkt gelijk ook of de
vissen die je wilt er goed uit zien. Toen viel mijn
oog op deze bijzondere vis. Eerst dacht ik: zal het
een kweekvorm zijn, doordat de mannen zo’n hoge gele rugvin
hebben? Het bleek wildvang te zijn! Jammer genoeg
zaten er grotendeels alleen maar mannen in, maar dat
weerhield mij niet om er een stuk of 12 exemplaren van mee
te nemen. Sindsdien ben ik verliefd op mijn visjes.
Inmiddels heb ik bij een volgende zending meer vrouwen
kunnen bemachtigen.
Beschrijving
Kleiner vrouwtje ongeveer 3-4 en mannetjes ongeveer 4-5 cm.
De mannetjes die doen denken aan Zuidamerikaanse "Rozekleurige
Tetras" zoals de bentosi Hyphessobrycon en Rosaceus.
Zoals het geval bij deze Tetra’s worden de mannetjes van
Oreichthys sp. groter en meer robuuster dan hun vrouwelijke
kameraden en krijgen de mannetjes een soort bovenvin die er
een beetje uitziet als een vlag. De geeloranje
bovenvin is met kleine donkere tekening verfraaid. Bovendien
hebben mannetjes een smalle zwarte streep bovenin.
In tegenstelling tot het mannetje hebben de kleinere wijfjes
geen verhoogde bovenvin. De voorbasis is gekleurd met
een heldere citroengele kleur tot het midden waarna het
zwart het overneemt tot in de punt. Beide geslachten
hebben een zwarte vlek op de staartwortel. Die vlek is
even groot als hun donker blauwe ogen en zij hebben beide
zwarte randen om hun schubben wat op een beige-bruine
ondergrond een mooi geheel vormd. Ik moet er wel bijzeggen
dat de mannelijke vissen inmiddels (misschien wel door de
artemia) bij mij veel geler zijn geworden. In het
aquarium veranderen de mannetjes die iets verdedigen of
pronken ineens van tedere dieren naar grote robuuste vissen
die af en toe best fel kunnen reageren.
Voer en waterwaardes
Betreffende het visvoer onderscheidt Oreichthys sp. zich
niet en keurt zelfs droogvoer zonder problemen goed.
Ik hoef natuurlijk niet te vertellen dat aan een goede
waterkwaliteit altijd aandacht moet worden besteed. In
de “Bede Atlas van zoetwatervissen” staat op bladzijde 656
dat ze zich lekker voelen bij een PH van 6 tot 7,2, DH van
1-16 en van 20-26 graden houden. Bij mij zitten ze op
dit moment op een PH van 7,2, een KH van 6, een GH van 14 en
een temperatuur van 23 graden.
Kweken
Tot dusver hebben ze bij mij nog nooit afgezet. Dat
komt waarschijnlijk ook omdat ze in een gezelschapsbak
zitten en daardoor niet voldoende rust krijgen. In het
Duitse blaadje “Aquarien-Praxis 8/2002” kwam ik ineens een
artikel over ze tegen. Geschreven door Rudolf Suttner.
Bij hem is het wel gelukt om met de Oreichths sp. “High fin”
te kweken. Ik zal hier zijn ervaringen kort
neerzetten:
Meestal begint het in de namiddag, heel soms al 's morgens.
De mannetjes zetten hun rugvinnen op waarna ze proberen
elkaar te overtreffen in grootte en kleur. Zij zwemmen
met opgezette rugvinnen, parallel aan elkaar, door het
aquarium. Hun hoofd kleurt zich grijs blauw.
Achter de kieuwen krijgen ze een drie tot vier millimeter
brede geelbruine band. Het teken van de staartwortel glanst
metallic blauwzwart. De mannetjes, die deze test van
sterkte niet volstaan, druipen af. Tot in de avonduren
nemen bijna alle mannetjes deel aan dit indruk maken. De
wijfjes doen hier niet aan mee. Zij zwemmen rond in
kleine groepen, duidelijk participatieloos. In de vroege
avond gaan de mannetjes zich met de wijfjes bemoeien.
Als een legwillig wijfje één van de mannetjes goedkeurt, kan
het beginnen. Het wijfje zoekt een geschikte legplaats in
het aquarium. Het mannetje zwemt kalm, zonder op te
dringen, achter haar aan. Als het wijfje een geschikte
plaats heeft gevonden, zal het mannetje zijn rugvin weer
neerleggen. (Goede legplaatsen zijn de onderkanten van
bladeren. Bovendien zijn javamossen of de bladeren van
het hoornblad geschikt.) Beide dieren draaien zodanig
dat het ei op de onderkant van de bladeren kan worden
geplakt. Na het eierenleggen zoekt het wijfje verder
naar nog meer legplaatsen. Dat kan wel 22 uur duren
(door het uitschakelen van het licht wordt de procedure
beëindigd).
De mannetjes, die geen legwillige wijfjes vonden, storen
succesvolle paren. Zij blijven imponeren en proberen
om een wijfje te vinden. Tussen de mannetjes komt het
daarom op een gevecht, wat de meeste indringers verliezen.
Het opfokken van jonge vissen
Op de derde dag komen de eieren uit. Eerst gebruiken
de visjes hun dooierzak als voedsel. Hun lichaam
is bruin met pigment gekleurd. Als de dooierzak
verbruikt is zullen ze eerst infusorien eten, die in een
beplant aquarium altijd aanwezig zijn. Niet veel later
kun je ze artemia naupliën geven. Zodra de volwassen
vorm herkenbaar is, overheerst een zilverachtige basiskleur.
Tegelijk verschijnt er een heel klein zwart puntje op de
staartwortel. Met een lichaamslengte van ongeveer één
centimeter toont de rugvin eerst zwart, waarna later pas het
geel erbij kwam. Ongeveer na vier a vijf weken kun je
ze weer bij de groep plaatsen. Het is een prachtig
gezicht, als ouders samen met hun jongen in een aquarium
zwemmen.
|