Oreichthys sp. “High fin”

 

Artikel beschikbaar gesteld door :

Suzanne Roelse

 

Naast de meer bekende Oreichthys cosuatis is er de Oreichthys sp. “High fin” een tweede vertegenwoordiger van deze soort die uit India komt.  Maar over deze soort is maar weinig te vinden en al zeker niet in de Nederlandse taal.  Ik hoop door dit stukje te schrijven dat het visje wat bekender wordt bij het grote publiek.

Het visje kwam 2 jaar geleden in mijn bezit.  Ik was voor mijn werk bij Ruinemans (groothandel te Montfort) om vissen in te kopen.  Je gaat alle rijen af om te kijken of er bijzondere vissen zitten en je kijkt gelijk ook of de vissen die je wilt er goed uit zien.  Toen viel mijn oog op deze bijzondere vis.  Eerst dacht ik: zal het een kweekvorm zijn, doordat de mannen zo’n hoge gele rugvin hebben?  Het bleek wildvang te zijn! Jammer genoeg zaten er grotendeels alleen maar mannen in, maar dat weerhield mij niet om er een stuk of 12 exemplaren van mee te nemen. Sindsdien ben ik verliefd op mijn visjes. Inmiddels heb ik bij een volgende zending meer vrouwen kunnen bemachtigen.

Beschrijving
Kleiner vrouwtje ongeveer 3-4 en mannetjes ongeveer 4-5 cm.  De mannetjes die doen denken aan Zuidamerikaanse "Rozekleurige Tetras" zoals de bentosi Hyphessobrycon en Rosaceus.  Zoals het geval bij deze Tetra’s worden de mannetjes van Oreichthys sp. groter en meer robuuster dan hun vrouwelijke kameraden en krijgen de mannetjes een soort bovenvin die er een beetje uitziet als een vlag.  De geeloranje
bovenvin is met kleine donkere tekening verfraaid. Bovendien hebben mannetjes een smalle zwarte streep bovenin.
In tegenstelling tot het mannetje hebben de kleinere wijfjes geen verhoogde bovenvin.  De voorbasis is gekleurd met een heldere citroengele kleur tot het midden waarna het zwart het overneemt tot in de punt.  Beide geslachten hebben een zwarte vlek op de staartwortel.  Die vlek is even groot als hun donker blauwe ogen en zij hebben beide zwarte randen om hun schubben wat op een beige-bruine ondergrond een mooi geheel vormd. Ik moet er wel bijzeggen dat de mannelijke vissen inmiddels (misschien wel door de artemia) bij mij veel geler zijn geworden.  In het aquarium veranderen de mannetjes die iets verdedigen of pronken ineens van tedere dieren naar grote robuuste vissen die af en toe best fel kunnen reageren.
 


Voer en waterwaardes
Betreffende het visvoer onderscheidt Oreichthys sp. zich niet en keurt zelfs droogvoer zonder problemen goed.
Ik hoef natuurlijk niet te vertellen dat aan een goede waterkwaliteit altijd aandacht moet worden besteed.  In de “Bede Atlas van zoetwatervissen” staat op bladzijde 656 dat ze zich lekker voelen bij een PH van 6 tot 7,2, DH van 1-16 en van 20-26 graden houden.  Bij mij zitten ze op dit moment op een PH van 7,2, een KH van 6, een GH van 14 en een temperatuur van 23 graden.

Kweken
Tot dusver hebben ze bij mij nog nooit afgezet.  Dat komt waarschijnlijk ook omdat ze in een gezelschapsbak zitten en daardoor niet voldoende rust krijgen.  In het Duitse blaadje “Aquarien-Praxis 8/2002” kwam ik ineens een artikel over ze tegen.  Geschreven door Rudolf Suttner.  Bij hem is het wel gelukt om met de Oreichths sp. “High fin” te kweken.  Ik zal hier zijn ervaringen kort neerzetten:

Meestal begint het in de namiddag, heel soms al 's morgens.  De mannetjes zetten hun rugvinnen op waarna ze proberen elkaar te overtreffen in grootte en kleur.  Zij zwemmen met opgezette rugvinnen, parallel aan elkaar, door het aquarium.  Hun hoofd kleurt zich grijs blauw.  Achter de kieuwen krijgen ze een drie tot vier millimeter brede geelbruine band. Het teken van de staartwortel glanst metallic blauwzwart.  De mannetjes, die deze test van sterkte niet volstaan, druipen af.  Tot in de avonduren nemen bijna alle mannetjes deel aan dit indruk maken. De wijfjes doen hier niet aan mee.  Zij zwemmen rond in kleine groepen, duidelijk participatieloos. In de vroege avond gaan de mannetjes zich met de wijfjes bemoeien.  Als een legwillig wijfje één van de mannetjes goedkeurt, kan het beginnen. Het wijfje zoekt een geschikte legplaats in het aquarium.  Het mannetje zwemt kalm, zonder op te dringen, achter haar aan. Als het wijfje een geschikte plaats heeft gevonden, zal het mannetje zijn rugvin weer neerleggen.  (Goede legplaatsen zijn de onderkanten van bladeren.  Bovendien zijn javamossen of de bladeren van het hoornblad geschikt.)  Beide dieren draaien zodanig dat het ei op de onderkant van de bladeren kan worden geplakt.  Na het eierenleggen zoekt het wijfje verder naar nog meer legplaatsen.  Dat kan wel 22 uur duren (door het uitschakelen van het licht wordt de procedure beëindigd).
De mannetjes, die geen legwillige wijfjes vonden, storen succesvolle paren.  Zij blijven imponeren en proberen om een wijfje te vinden.  Tussen de mannetjes komt het daarom op een gevecht, wat de meeste indringers verliezen.

Het opfokken van jonge vissen
Op de derde dag komen de eieren uit.  Eerst gebruiken de visjes hun dooierzak als voedsel.   Hun lichaam is bruin met pigment gekleurd.  Als de dooierzak verbruikt is zullen ze eerst infusorien eten, die in een beplant aquarium altijd aanwezig zijn.  Niet veel later kun je ze artemia naupliën geven.  Zodra de volwassen vorm herkenbaar is, overheerst een zilverachtige basiskleur.  Tegelijk verschijnt er een heel klein zwart puntje op de staartwortel.  Met een lichaamslengte van ongeveer één centimeter toont de rugvin eerst zwart, waarna later pas het geel erbij kwam.  Ongeveer na vier a vijf weken kun je ze weer bij de groep plaatsen.  Het is een prachtig gezicht, als ouders samen met hun jongen in een aquarium zwemmen.

© Copy-right en voorwaarden voor gebruik