Parosphromenus paludicola
 

Artikel beschikbaar gesteld door :


Bron :

Charles Drew,
The Hamilton and District Aquarium Society
AQUARTICLES•COM

Parosphromenus paludicola

Deze kleine goeramisoort komt uit het oosten van het Maleisisch schiereiland en Thailand waar ze langzaam stromende riviertjes en moerassen bewonen. Nauwelijks 3.5 centimeter groot is het een verlegen kleine holenbroeder met een voorkeur voor zacht, zuur water.
Ik kon deze vissen voor het eerst kopen op een veiling op een bijeenkomst van de Canadese Killifish organisatie. Zij waren op de veiling ingebracht door een van onze gastsprekers, Allan Brown, een hobbyist en verzamelaar uit het Verenigd Koninkrijk. Een Parasphromenissoort (de allani) en een Bettasoort (de brownorum) zijn naar hem en zijn vrouw vernoemd. De vissen waren jong en nog niet geheel ontwikkeld en ontzettend gestressed toen ik ze mee naar huis nam, maar daar zette ik ze in een aquarium met zacht, enigszins zuur water, die ik tevoren had klaar gemaakt in de verwachting dat ik mogelijk wat killies zou kunnen kopen. De volgende morgen was ik dan ook blij verrast dat ik alle vijf de vissen nog steeds levend aantrof.
Een paar maanden gingen voorbij en de vissen groeiden en warden volwassen. Ik voerde ze levende, pas uitgekomen Artemia-nauplién en af en toe witte muggenlarven. Tot ik op een dag een vis zag die een schuimnest bewaakte in een plastic pijpje van 10 centimeter. Ik verhuisde de rest van de vissen naar een ander aquarium. Twee dagen later begon hij vreemd te doen en stierf.
Ik startte een onderzoek en ontdekte dat het water waar ze vandaan komen een zuurgraad heeft van 5,5 en een hardheid van 1 graad. Ik kwam er ook achter dat ze het beste paarsgewijs gehouden konden worden. Geslachtsbepaling is niet eenvoudig hoewel men zegt dat de mannetjes langere buikvinnen hebben. Ik maakte een gok en splitste mijn overgebleven viertal in twee paren, allebei met hun eigen 10 liter aquarium met een sponsfilter en plastic pijpjes om zich te verstoppen en af te zetten. De aquaria stonden op de bovenste plank bij een temperatuur van 27 graden en kregen alleen maar licht uit de kamer. Een week ging voorbij en op een dag zag ik een vis die een schuimnest ter grootte van een muntstuk bewaakte in een plastic pijp. Een paar dagen later kon ik met behulp van een flitslicht naar beneden hangende staartjes zien. Na een dag of vijf verlieten ongeveer 15 jongen het pijpje. De ouders werden naar een ander aquarium over gebracht en die herhaalden daar de voorstelling, deze keer met minstens 20 jongen. Terwijl ik dit schrijf hebben ze voor de vierde keer afgezet. De andere twee zijn celibatair en hebben een soort platonische verhouding.
De jongen zijn ongeveer 3 millimeter groot en kunnen pas uitgekomen Artemia-naupliën en micro-wormpjes eten. Het lijkt er op dat ze eenvoudig zijn groot te brengen mits het water schoon gehouden wordt en van goede kwaliteit is. Deze vissen waren een grote vondst en zijn een goede uitdaging voor de ervaren aquariaan.

Vertaling : Jan Bukkems

© Copy-right en voorwaarden voor gebruik