Phallichthys tico

 

Artikel beschikbaar gesteld door :

Kees de Jong


Phallichthys tico
(BUSSING, 1963)

Synoniemen:
Geen

Nederlands naam:
Niet aanwezig

Beschrijving:
W.A. BUSSING (1963) : A new Poeciliid fish, Phallichthys tico, from Costa Rica. Contrib. Sci. Natur. Hist. Mus. Los Angeles County (77): 1-13

Verspreiding:
In zijn oorspronkelijk beschrijving noemt BUSSING (1963) twee locaties in Costa Rica, die op 110 km afstand liggen: De Río Puerto Viejo en een moerasgebied in de buurt van de Río San Juan. Beide rivieren monden uit in de Río San Juan en stromen naar de Caribische kust. VILLA (1982) geeft aan dat hij van BUSSING heeft gehoord dat de soort mogelijk ook in Nicaragua voorkomt. Bewijzen heeft hij hiervoor niet. Door de grote afstand tussen de twee locaties is de kans groot dat er nog andere locaties zijn waar de soort voorkomt. De meeste exemplaren die in de hobby worden gehouden, zijn afkomstig uit de buurt van het Arenal meer en gelijknamige vulkaan (Río Puerto Viejo stroomgebied). Hier kan men de soort vinden in kleine toelopen richting het meer. De visjes houden zich hier in stilstaand water op. In de hoger gelegen riviertjes richting Arenal konden EDUARD MEINEMA en ik in 1992 de soort niet vinden. Waarschijnlijk is de stroming daar te sterk. Het schijnt dat P. tico niet meer op alle bekende locaties wordt aangetroffen. Op sommige worden nog slechts enkele dieren gevonden, terwijl het visje her en der niet meer wordt gevangen. Het is op dit moment dan ook niet helemaal helder wat het exacte verspreidingsgebied is.

Uiterlijk:
Qua kleuren en tekening is deze kleinste soort uit het genus Phallichthys net zo onopvallend als het bekendere Lustige Weeuwtje (Phallichthys amates). Het lichaam is bruin van kleur en de vinnen zijn bij en juiste lichtinval lichtblauw gekleurd. In de rugvin bevinden zich twee zwarte banden, één aan de basis en de andere aan de bovenkant. Af en toe zijn er enkele vage donkere dwarsbanden op het lichaam te zien. De vrouwtjes hebben een kleine drachtigheidsvlek, maar verder zijn beide geslachten hetzelfde van kleur en tekening. De mannetjes hebben een relatief lang gonopodium, dat bijna tot aan de staartvin reikt.
De lichaamsvorm is duidelijk slanker dan die van de andere vertegenwoordigers uit het genus Phallichthys.

Grootte:
Mannetjes tot 2,5 en vrouwtjes tot 3,5 cm.

Verzorging en kweek:
Dit kleine in groepen van 20 tot 30 dieren levende visje is afkomstig uit bijna stilstaand water waar het in de buurt van en tussen planten leeft. Het is in de natuur erg schuw en vlucht bij enig onraad meteen tussen de planten. Ook in het aquarium is dit schuwe en teruggetrokken gedrag aanwezig. Het liefst zwemmen de visjes in een groepje tussen de planten. Na enige tijd gaan ze zich meer op hun gemak voelen en zullen ook beter zichtbaar worden. Paarsgewijs gehouden blijft P. tico schuw, pas in een groepje wordt hun gedrag zichtbaar. De mannetjes van deze soort hebben geen uitgebreide balts. Ze proberen de vrouwtjes te benaderen, draaien hun lange gonopodium naar voren en proberen het vrouwtje te bevruchten. Een aanpak zoals die bij de praktisch alle tussen de planten voorkomende levendbarende tandkarpers kan worden gezien.
De kweek geeft, mits de visjes in een groepje worden gehouden en er voldoende planten aanwezig zijn, meestal geen problemen. Na enige tijd zullen er tussen de planten jongen zwemmen die door de grotere vissen niet als voedsel worden gezien. Het is mij niet helemaal duidelijk hoeveel jongen er worden geboren. Meestal zijn er slechts enkele zichtbaar. Het lijkt er op dat de worpen of klein zijn of dat de jongen met tussenpozen worden geboren.
Gezien het geringe formaat van de netgeboren jongen, dient er voldoende klein voer aanwezig te zijn. Ook de volwassen vissen hebben een klein bekje en hier de grootte van het voer op worden aangepast. In de natuur heeft P. tico volgens BUSSING (1963) in een duidelijk voorkeur voor plantaardig voedsel, maar ook ander fijn voer wordt in het aquarium goed gegeten.
De temperatuur ligt in het natuurlijke levensgebeid tussen de 24 en 30°C. Een minimum temperatuur van 22°C is echter voldoende.
Gezien het geringe formaat is het lastig om andere visjes met deze soort samen te houden. Het zullen in ieder geval soorten moeten zijn die geen bedreiging vormen.

Opmerkingen:
Ongeveer 10 jaar geleden werd dit visje door een redelijk aantal mensen gehouden en gekweekt. Mogelijk dat de eenvoudige tekening van de soort er toe heeft geleid dat het visje geruime tijd niet meer aanwezig was. Niemand leek meer P. tico te bezitten. Gelukkig lukte het DAVE MCALLISTER om enkele jaren geleden de soort in de buurt van het Arenal meer in Costa Rica te vangen en mee naar Europa te nemen. Van hem kreeg ik in 2003 een aantal visjes die hopelijk een goede basis vormen voor verdere verspreiding onder geïnteresseerde liefhebbers.

Literatuur:
W.A. BUSSING (1979) : A new fish of the genus Phallichthys (Family Poeciliidae) from Costa Rica. Contrib. Sci. Natur. Hist. Mus. Los Angeles County (301): 1-8
G. DAUL (1979) : Het geslacht Phallichthys, leuke maar weinig bekende levendbarenden. TI'H (19): 9-10
D. FROMM (1977) : Expedition nach Costa Rica. DATZ (6): 227-230
K. DE JONG & E. MEINEMA (1994) : De levendbarende tandkarpers van Costa Rica 1. Het Aquarium (3): 78-82
D. LAMBERT: Phallichthys tico BUSSING, 1963. Viviparous (33)
D. LAMBERT (1996) : The merry widow and kin. Tropical Fish Hobbyist (June): 90-94
J.K. LANGHAMMER (1985) : The widow livebearers - genus Phallichthys. Livebearers (79): 7-8
P. LOISELLE (1994) : Two new livebearers from Costa Rica. Livebearers (138): 4-8
M.K. MEYER (1983) : Die Gattung Phallichthys. Aquarien Terrarien (1): 23-25
C. VAN DE SANDE (1992) : Phallichthys tico (BUSSING, 1963). Picasso onder water
W. SCHRECK (1994) : Phallichthys tico BUSSING, 1963. DGLZ-Rundschau (2): 40-41
T. SCHULZ (1990) : Phallichthys, Neoheterandria oder Xenophallus?. DATZ (3): 142-143
J. VILLA (1982) : Peces Nicaragüenses de Agua Dulce. Serie Geografia y Naturaleza (3): 125-136

Tekst: Kees de Jong
         

© Copy-right en voorwaarden voor gebruik