Phalloptychus januarius

 

Artikel beschikbaar gesteld door :

Kees de Jong


Phalloptychus januarius
(HENSEL, 1868)

Synoniemen:
Girardinus januaris HENSEL 1868
Poecilia januarius EIGENMANN 1894

Lange tijd werd Phalloptychus iheringii (BOULENGER, 1889) als een synoniem van P. januarius gezien. LUCINDA (2005) gaf deze soort weer een zelfstandige status.

Nederlands naam:
Januaritandkarpertje

Beschrijving:
R. HENSEL (1868): Beiträge zur Kenntnis der Wirbeltiere Südbrasiliens. Arch. f. Naturgeschichte (34): 356-375

Naamgeving:
Phalloptychus – van het Griekse ‘phallos’ (geslachtsorgaan) en ‘ptyx’ of ‘ptychos’ (kromming). Dit verwijst naar de vorm van het mannelijke geslachtsorgaan bij de soorten in dit genus.
Januarius – heeft betrekking op het verspreidingsgebied, de Río de Janeiro (Januaririvier). Ik heb niet kunnen achterhalen of hiermee een rivier of de stad met dezelfde naam wordt bedoeld. Volgens LUNCINDA (2005) geeft HENSEL in zijn oorspronkelijk beschrijving uit 1868 aan dat de soort wordt gevonden in poeltjes rondom Río de Janeiro, mogelijk dat de stad dus wordt bedoeld.

Verspreiding:
De januaritandkarper komt voor in aan de kust gelegen watertjes in Río de Janeiro, São Paulo en de staat Paraná in Brazilië (zie kaartje). Hier wordt deze soort vaak in grote hoeveelheden aangetroffen.

Uiterlijk:
De lichaamsvorm is langgerekt, maar volwassen vrouwtjes hebben een hogere lichaamsbouw. De kop loopt spits toe. Beide geslachten hebben een olijfbruine grondkleur. Op de zijkanten van het lichaam bevindt zich een donker netpatroon. Afhankelijk van de lichtinval kunnen de zijkanten van het lichaam zilverblauw glanzen. De enige tekening op het lichaam bestaat uit 4 tot 13 verticale donkere strepen. Op het achterlichaam lopen deze van boven tot onder, op de romp is alleen op de bovenkant iets van deze tekening zichtbaar. DE mannetjes hebben een lang gonopodium waarvan de onderste rand zwart is. GELIGE VLEK BIJ VROUWTJES.
JAKOBS (1969) maakt melding van gevlekte populaties waarvan de mannetjes bijna helemaal zwart kunnen zijn. LAMBERT refereert hieraan, maar geeft aan deze vorm nog nooit gezien te hebben. Zelf heb ik deze vorm ook nog nooit gezien.

Grootte:
Mannetjes tot 3 cm, de vrouwtjes kunnen anderhalve centimeter groter worden.

Verzorging en kweek:
De verzorging en kweek van deze kleine levendbarende tandkarper zal normaal gesproken weinig problemen geven. Hoewel veel Zuid-Amerikaanse soorten een lagere temperatuur goed kunnen verdragen, dient de temperatuur voor deze soort niet te laag te zijn. Een temperatuur van 22 tot 26ºC is noodzakelijk. De kleine visjes komen het best tot hun recht in een speciaal voor hun ingericht aquarium in het gezelschap van bijvoorbeeld kleine garnaaltjes. Enkele planten kunnen als schuilplaatsen voor de pasgeboren jongen fungeren. Gezien de grootte van de vissen is het van belang om niet te grof voer te geven. Enige variatie is noodzakelijk, maar droogvoer kan prima als basis dienen. In een voor deze soort ingericht aquarium zullen er snel veel jongen rondzwemmen en na ongeveer drie maanden kunnen deze ook weer voor nakomelingen zorgen. Bij de geboorte zijn de jongen zo’n vijf mm klein. De grotere vissen maken niet actief jacht op de jongen en er blijft altijd een aantal over. HAEFFNER (1982) geeft aan dat 20% van de geboren jongen problemen met de zwemblaas heeft (buikschuivers), maar dit heb ik bij de door mij gehouden populaties nooit gezien. Zeker wanneer er veel volwassen vrouwtjes in het aquarium aanwezig zijn, kan de voortplanting explosief zijn. De Engelse naam ‘barred millionfish’ (gestreepte miljoenenvis) refereert aan deze grote vruchtbaarheid.
Het zijn schuwe visjes die een schuilplaats op prijs stellen. Het vangen van de volwassen vissen is vaak lastig, vooral de vrouwtjes verstoppen zich bij een verstoring meteen tussen de planten. Zodra de rust is weergekeerd laten de vissen zich weer zien.

Opmerkingen:
Oorspronkelijk werd het genus Phalloptychus ingedeeld met een aantal andere Zuid-Amerikaanse genera in de Cnesterodontini. LUCINDA & REIS (2005) geven aan dat Phalloptychus nauwer verwant is met de Midden-Amerikaanse genera Poeciliopsis REGAN, 1913, Xenophallus HUBBS, 1924, Phallichthys HUBBS, 1924 en Girardinus en delen dit genus dan ook in bij de Girardinini Hubbs, 1924.

Literatuur:
R. HAEFFNER (1982): Phalloptychus januarius The barred millions fish. Livebearers (64): 5-7
M. VAN HAGEN (1942): Levendbarende tandkarpers Phalloptychus januarius en Poecilia vivipari. Aqua Terra (2): 135-135
A.W. HENN (1916): On various south American poeciliid fishes. Annals of the Carnegie Museum (): 93-145
M. HOLLY, H. MEINKEN & A. RACHOW: Phalloptychus januaris (HENSEL). 249-251
K. JAKOBS (1969): Die Lebendgebärende Fische der Süßgewässer. Ein Handbuch für Aquarianer und Ichthyologen. Frankfurt/Main und Zürich – Verlag Harri Deutsch
D. LAMBERT: Phalloptychus januarius (HENSEL, 1868). Viviparous (34)
D. LAMBERT (1996): Phalloptychus januarius. Tropical Fish Hobbyist (April): 196-198
P.H. LUCINDA (2005): Systematics and biogeography of the genus Phalloptychus EIGENMANN, 1907. Neotropical Ichthyology (3): 373-382
P.H. LUCINDA & R.E. REIS (2005): Systematics of the subfamily Poeciliinae Bonaparte (Cyprinodontiformes, Poeciliidae). Neotropical Ichthyology (3): 1-60
L. WISCHNATH (1995): Kleine soorten levendbarende tandkarpers. Het Aquarium (6): 127-129


Tekst: Kees de Jong
         

© Copy-right en voorwaarden voor gebruik