|
Priapella olmecae
(MEYER & PÉREZ, 1990)
Synoniemen:
Geen
Nederlands naam:
Olmeken blauwoog
Beschrijving:
M.K. MEYER & H.E. PÉREZ (1990) Priapella olmecae sp.n., a
new species from Veracruz (Mexico). Zoologische Abhandlungen
Staatliches Museum für Tierkunde Dresden (12): 121-126
Naamgeving:
Priapella – . van het Griekse Priapus afgeleid, wat
mannelijke geslacht betekent
olmecae –. Genoemd naar de Olmeken. Een indianenstam die
voor de komst van de Spanjaarden, tot ca. 425 v. Chr.
leefden in de huidige staten Veracruz en Tabasco in Mexico.
Verspreiding:
Deze soort heeft een klein verspreidingsgebied en komt
slechts voor in een aantal stroompjes uit de Los Tuxtlas
bergen in de staat Veracruz (Mexico). Deze stroompje
bevinden zich ten noorden van het Catemaco meer in de buurt
van het plaatsje Playa Escondida. MEYER & PEREZ (1990)
noemen als riviertjes waar de soort kan worden aangetroffen
de Río de la Palma en de Río Agua Fria. In 1996 bezocht ik
het gebied en na een rit van een half uur over een
onverharde weg richting Playa Escondida kwamen we bij een
klein stroompje aan waar we de olmekenblauwoog aantroffen.
Ons bezoek vond plaats aan het einde van de droge tijd en
het stroompje was toen maximaal drie meter breed en zo’n 80
centimeter diep. In de omgeving stonden veel bomen en deze
zorgden voor veel schaduw. De kinderen noemden dit stroompje
de Río de la Basura (rivier van het vuilnis). De bedding
bestond uit rolkeien en grote kiezels. Waterplanten waren
niet aanwezig. Naast cichliden werden ook nog de
levendbarende tandkapers Pseudoxiphophorus bimaculatus, de
groene zwaarddrager (Xiphophorus hellerii) en de molly
Poecilia mexicana gevangen.
Uiterlijk:
De soort heeft een hoge lichaamsbouw en een bovenstandige
bek. De ongepaarde vinnen bezitten een fraaie oranje rand.
De eerste indruk is dat het lichaam niet fraai gekleurd is,
maar bij een juiste lichtinval heeft het een paarsblauwe
glans. De iris is, net als bij de andere leden van het genus
Priapella, blauw van kleur. .Op het kieuwdeksel bevindt zich
een blauwe vlek. De mannetjes hebben vanaf de staartwortel
tot aan het gonopodium een kiel aan de onderkant van het
lichaam. Deze kiel bestaat uit opstaande schubben. De fraaie
kleuren maken de soort tot de mooiste vertegenwoordiger van
het genus.
Grootte:
De vrouwtjes kunnen tot ongeveer 6 centimeter groot worden,
de mannetjes blijven ongeveer een centimeter kleiner.
Verzorging en kweek:
P. olmecae kan het beste in een school worden gehouden. Ze
houden zich het meest op in de stroming aan het
wateroppervlak. Elke beweging aan het wateroppervlak leidt
tot een reactie en de vissen zijn continue op zoek naar
voedsel. Dit moet voor het grootste deel dierlijk zijn,
waarbij diepvriesvoer ook goed wordt gegeten. Droogvoer kan
als aanvulling op het menu staan. Fruitvliegjes zijn voor
deze vissen een traktatie. Het zijn goede springers en het
is noodzakelijk het aquarium goed af te dekken. Deze
levendige zwemmers hebben wel de ruimte nodig en het
aquarium waarin een schooltje van deze vissen kan worden
gehouden moet minstens 100 cm lang zijn. Schuilplaatsen aan
de zijkant van het aquarium bieden de vissen de mogelijkheid
om zich af en toe terug te trekken uit de groep.
De soort is goed samen te houden met andere soorten
aquariumvissen. Aangezien de vissen behoefte hebben aan
zuurstofrijk water is water beweging in combinatie met een
niet te hoge temperatuur van groot belang. Een tijdelijke
verhoging tot 26°C is geen probleem, maar op de lange duur
is een temperatuur van rond de 23°C beter. Ook een lagere
temperatuur tot 17°C vormt voor een kortere periode geen
probleem. De vissen zijn dan wel minder actief en zullen
zich niet voortplanten.
Tijdens de balts zwemmen de mannetjes zigzaggend voor de
vrouwtjes langs, zodat beide zijden van het lichaam aan het
vrouwtje worden getoond. De vinnen worden dan gespreid en
het gonopodium af en toe naar voren gedraaid. Indien het
vrouwtje bereid is om te paren, blijft ze in het water
hangen, zodat het mannetje haar kan bevruchten. Hierbij
wordt bijna een koprol gemaakt, waarbij de kop in de
richting van het achterlichaam van het vrouwtje komt.
Vrouwtjes die niet bereid zijn om te paren, zwemmen weg of
drukken zich tegen de bodem aan.
In de 10 jaar dat ik de soort heb gehouden is de kweek niet
altijd eenvoudig geweest. De oorzaak hiervan is voornamelijk
gelegen in het feit dat de volwassen exemplaren fel jagen op
de pasgeboren jongen met hun opvallende blauwe ogen en deze
in bijna alle gevallen opeten. In de eerste jaren zag ik af
en toe nog wel jongen in het aquarium zwemmen die ik door ze
snel apart te zetten kon redden. De inrichting van het
aquarium speelt hierbij een rol. De pas geboren jongen
hebben de neiging zich in de stroming op te houden en vormen
daar een makkelijke prooi voor de volwassen vissen.
Schuilplaatsen op de juiste plaats helpen te jongen te
behouden. De laatste jaren lukt dat helaas niet meer en ben
ik gedwongen om drachtige vrouwtjes apart te zetten. Voor
het isoleren van een vrouwtje dient een aquarium van
minimaal 30 x 30 cm gebruikt te worden. In een kleiner
aquarium kan het vrouwtje in de stress raken en daarbij haar
jongen te vroeg werpen of zichzelf tegen een wand
beschadigen. Het is niet altijd eenvoudig om het juiste
vrouwtje te selecteren. Zeker als de vissen net gevoerd
zijn, zijn de meeste vrouwtjes hoog gebouwd en is het
moeilijk om degene te selecteren die op het punt staat om
jongen te werpen. Het is regelmatig dat ik een vrouwtje
apart zette, zonder dat binnen twee weken jongen worden
geboren.
Het aantal jongen is afhankelijk van de grootte van het
vrouwtje. Het maximale aantal jongen per worp ligt rond de
25. Soms zijn er jongen met een beschadiging aan de
zwemblaas , die daardoor niet goed zwemmen. Deze kunnen het
beste zo snel mogelijk worden verwijderd.
De jongen kunnen meteen worden gevoerd met artemia-nauplien
en ander klein levend voer. Zodra de jongen groot genoeg
zijn kan er worden begonnen met groter levend- of
diepvriesvoer. In deze fase is het van groot belang om de
jongen goed en zo vaak mogelijk te voeren. Net als de
volwassen vissen eten ook de jongen nauwelijks van de bodem.
Het is verstandig om enkele andere aquariumbewoners die wel
veel voedsel van de bodem nemen samen met de jongen te
houden. Door het vele voeren wordt het water snel vuil en is
het noodzakelijk om vaak water te verversen.
Om de groep op een lange termijn in stand te houden, zullen
er regelmatig vrouwtjes apart moeten worden gezet. Hierdoor
is het mogelijk om enige genetische variabiliteit te houden,
wat bij het doorkweken met jongen van één worp niet het
geval zou zijn.
Het hebben van veel jongen van deze soort is geen enkel
probleem. Er zijn altijd veel geïnteresseerden voor deze
fraaie levendbarende tandkarper.
Opmerkingen:
Het genus Priapella wordt als een zustergenus van
Xiphophorus gezien, dit houdt in dat beide eenzelfde
voorouder hebben. Uit onderzoek van BASOLO (1995) bleek dat
de vrouwtjes van de olmeken blauwoog een voorkeur hebben
voor mannetjes met een (kunstmatig) zwaard. Een voorkeur die
ze delen met de zwaarddragervrouwtjes en die waarschijnlijk
afkomstig is van hun gemeenschappelijke voorouder. In een
vervolgonderzoek van BASOLO & DELANEY (2001) werd duidelijk
dat de voorkeur voor een zwaard niet alleen voor de
vrouwtjes geldt. Ook de mannetjes blijken een voorkeur te
hebben voor vrouwtjes met een kunstmatig zwaard.
SCHARTL, MEYER & WILDE (2006) hebben DNA onderzoek
uitgevoerd op de soorten uit het genus Priapella. De
resultaten hiervan toonden aan dat de olmekenblauwoog het
nauwste verwant is aan Priapella intermedia.
Literatuur:
A.L. BASOLO (1995): Phylogenetic evidence for the role of a
pre-existing bias in a sexual selection. (259): 307-311
A.L. BASOLO (2002): Congruence between the sexes in
preexisting receiver responses. Behavioral Ecology (6):
832-837
A.L. BASOLO & K.J. DELANEY (2001): Male biases for male
characteristics in females in Priapella olmecae and
Xiphophorus helleri. Ethology (107): 431-438
K. DE JONG (1998): De fraaiste Priapella: Priapella olmecae
MEYER & PEREZ, 1990. Poecilia Nieuws (3): 40-46
K. DE JONG (2001): De Olmeken-blauwoog Priapella olmecae.
Het Aquarium (5): 146-149
D. LAMBERT (1996): The beautiful blue-eyes. Poecilia Nieuws
(5): 130-132
M. SCHARTL, M.K. MEYER & B. WILDE (2006) Description of
Priapella chamulae sp. N. – a new poeciliid fish from the
upper río Grijalva system, Tabasco, Mexico (Teleostei:
Cyprinodontiformes: Poeciliidae). Zoologische Abhandlungen
(55): 59-67
Tekst: Kees de Jong
|