Familie : Cichliden
Geslacht: Haplochromis
Soort : Pseudocrenilabrus multicolor
Syn.: Paratilapia multicolor , Haplochromis multicolor , Hemihaplochromis multicolor.
Ned Naam: Kleine Muilbroeder ,Veelkleurige Muilbroeder.
HERKOMST
Laten we deze vis maar bij zijn bekendste naam noemen, de kleine muilbroeder. Afkomstig uit het werelddeel Afrika. Om precies te zijn uit Noordoost Afrika van onder de Nijl tot Oeganda en Tanzania. Een gigantisch gebied dus met zeer uiteenlopende watermilieu's. Voorkomend in poeltjes, smalle beekjes die in de regentijd uitgroeien tot woeste stromen, in rivieren maar ook het Victoria Meer. Veel van zijn soortgenoten komen voor in het Malawi Meer, maar niet de Kleine Muilbroeder. Voor hem is de pH daar toch te hoog voor.
BESCHRIJVING VAN DE VISSEN
Het lichaam is matig hoog en zijdeling samengedrukt, vooral het achterste lichaamsgedeelte. Kleur van de vissen is geelachtig. Het lijkt niet erg aantrekkelijk maar heel belangrijk is een wat donkere ondergrond te nemen in je bak. Bij een lichte ondergrond komen de kleuren van de vissen niet goed tot uiting. Vooral in de paartijd gaat het mannetje meer kleuren. Een veelvoud van getemperde kleuren zie we dan (multicolor). Kieuwdeksels worden zachtgroen en hierop een diepe zwarte vlek. Rugvin krijgt een roestbruine kleur met hierin groene vinstralen. De staartvin is bezet met groenblauwe stippen. Het vrouwtje is aanzienlijk soberder van kleur. Toch zijn beide geslachten makkelijk uit elkaar te houden. Het vrouwtje is wat plomper van bouw dan het mannetje. Dit visje doet qua lichaamsbouw sterk lijken op onze inheemse Pos (Acerina cernua). Grootte ca. 8 cm maar ik heb ze zelf nooit groter gezien dan 5 cm. Nog te vermelden is dat dit visje in 1902 voor het eerst in Duitsland werd ingevoerd en daar al spoedig werd nagekweekt.
AQUARIUM
De kleine muilbroeder kan men heel goed in het gezelschapsaquarium houden. Een dichte beplanting en op enige plaatsen wat steengroeperingen van platte stenen is voldoende voor de muilbroeder. Het is wel zaak rondom die stenen wat open ruimte te houden daar men anders niks meer ziet van hun voortplanting. Zoals al eerder gezegd, aan de waterkwaliteit stellen ze geen eisen zodat ze passen in ieder gezelschap. Maar wilt men meer plezier beleven met deze vissen is een klein aquarium van bijv 70 * 30 * 30 cm aan te bevelen daar men deze vissen goed in kan obseveren. In zo'n aquarium gebruikt men als bodemgrond fijnkorrelig grind of zand. De achterwanden kan men met Bolbitis heudelotii en Microsorium pteropus (Javavaren) beplanten. In zo'n aquarium is maar plaats voor één stel. Temperatuur van het water mag liggen tussen 20 en 27 C. Door goed te voeren, de vissen eten werkelijk alles, maar hun voorkeur ligt bij Cyclops en Daphnia's, krijgt het mannetje al heel gauw zijn baltskleuren.
VOORTPLANTING
Om het vrouwtje enige rust te geven verdient het de voorkeur haar apart te zetten totdat zij flink kuit heeft aangezet. Het mannetje kan namelijk zeer opdringerig zijn. Nadat beiden samen zijn kleurt het mannetje volledig uit en begint al heel snel de hofmakerij. Dit hofmaken gebeurt slechts, in de direkte nabijheid van het vrouwtje heel kort. Het vervolg vindt plaats op verdere afstand, meestal op de plek die het mannetje als afzetplaats heeft uitgezocht. Volgt het vrouwtje haar minnaar dan pronkt het mannetje vlak voor het vrouwtje met, tegen het lichaam aangelegde vinnen. Achterlichaam wordt tegen de bodemgrond gedrukt. Het mannetje kleurt steeds donkerder maar wanneer het vrouwtje nog niet helemaal kuitrijp is verwijdert ze zich steeds weer. Ondertussen poetst het mannetje de afzetplaats. Het hofmaken en poetsen wisselen elkaar af. Dit poetsen van de afzetplaats moet men ook zien als stimulans voor het vrouwtje om niet definitief de vinnen te nemen. Op een gegeven moment gaat het vrouwtje in op de advances van haar man. Boven de afzetplaats draaien de vissen om elkaar heen. Het vrouwtje poetst nu ook mee. Heeft men geen steen dan vindt het draaien plaats vlak boven de bodem waardoor vaak meerdere kuiltjes ontstaan. De echte paring begint wanneeer het vrouwtje zich tegen de bodem aandrukt. Het mannetje stoot met zijn bek dwars op het achterlijf van haar lichaam. Dit doet zij plotseling op dezelfde manier bij haar man. Gedurende een half uur herhaalt deze procedure zich meerder malen.
Gedurende die tijd zet het vrouwtje telkens zo'n 15 eieren af die ongeveer 2 mm groot zijn. Na het afzetten van de eitjes draait het vrouwtje zich om en tijdens dit omdraaien bevrucht het mannetje de eitjes door er sidderend met zijn achterlichaam er over heen te gaan. Zo gauw het vrouwtje de eitjes voor haar bek krijgt neemt zij deze op. Ze raakt daarbij ook het achterlichaaam van de man aan. Het spel begint dan weer opnieuw met het stoten van het mannetje. Zo gauw er ongeveer 100 eitjes totaal zijn gelegd dan is het genoeg voor het vrouwtje geweest. De doorzichtige keelzak is volledig met eitjes gevuld en het vrouwtje maakt nu kauwende bewegingen om de eieren zo min of meer dicht op elkaar te stapelen. Ondertussen zoekt zij een beschut plekje om zich aan de opdringerigheid van het mannetje te onttrekken. Het is daarom beter het mannetje te verwijderen.
Voor het vrouwtje is het geen makkelijke tijd. Zij eet niet en ademt zwaar. Constant is zij bezig met haar bek kauwbewegingen te maken waarbij de eitjes voortdurend worden gestapeld. Zes tot acht dagen na het afzetten zijn de eitjes duidelijk donkerder van kleur. Maar na tien dagen komen de jongen voor het eerst uit haar bek. Zij zijn ongeveer 6 mm groot. Voor het eerst gaat het vrouwtje weer eten. Zij is duidelijk magerder geworden.
Wanneeer er gevaar dreigt geeft het vrouwtje een teken met haar vinnen en vluchten de jongen in haar geopende bek. Juist die geopende bek is de faktor die het vluchtgedrag van de jongen bewerkstelligt. Zes dagen lang worden de jongen in de bek genomen. Dan passen ze er niet allemaal meer in. Opfok van de jongen verloopt verder probleemloos wat al spoedig eten zij ook grindalwormpjes en Cyclops. Het is raadzaam de jongen te verwijderen daar het moedergedrag van het vrouwtje geheel over is en de jonkies nu meer gaat beschouwen als een lekkernij.
Bij een goede voeding is het vrouwtje na drie weken weer kuitrijp.
NAWOORD
De kleine muilbroeder is een van de eerst geimporteerde vissen voor het aquarium. Helaas worden ze nauwlijks meer aangetroffen in de bak. Vele andere soorten zoals de nog immer populaire Pelvicachromis pulcher (Kersenbuik) of vertegenwoordigers van het geslacht Apistogramma hebben de kleine muilbroeder verdrongen. Maar ik vraag mij af hoeveel aquarianen hebben ooit gezien hoe deze vis zich voortplant. Door die bijzondere aanpassing van het uitbroeden van de jongen en de gemakkelijke wijze van verzorging mag deze muilbroeder niet voor de liefhebberij verloren gaan.
Literatuur: Elseviers Aquarium Encyclopedie, Het Aquarium jrg 47 nr 12, 53 nr 6
|