Pseudomugil furcatus
 

Artikel beschikbaar gesteld door :


Bron :

Paul McFarlane,
Hamilton and District Aquarium Society
AQUARTICLES•COM

De gevorkte blauwoog regenboogvis - Pseudomugil furcatus

In 1942, tijdens de 2e wereldoorlog, lag het dorpje Popondetta in het zuidoosten van Papua New Guinea aan het eind van het “Kokoda Trail”, een bospaadje dat over het centrale gebergte loopt naar Port Moresby.  In een poging om deze belangrijke stad in te nemen, hadden de Japanese strijdkrachten een verassingsaanval gestart over het “Kokoda Trail”.  Na maanden van gevechten in de jungle konden de Australische troepen samen met wat Amerikaanse troepen de aanval afslaan.  Het Japanese offensief eindigde met heftige gevechten waarbij zij de bruggenhoofden op de oostkust bij Gona, Buna en Sanananda – slechts een paar kilometres van Popondetta verloren.
Een kleine 11 jaar later, in 1953, in het zelfde gebied dichtbij het dorpje Pumani, vonden verzamelaars tijdens onderzoek van de kleine stroompjes in de buurt voor het eerst het 5 cm lange helder gele visje, onbekend voor de wetenschappelijke wereld van toen.  In 1955 werd de vis Pseudomugil furcatus (Nichols) benoemd.  In zijn natuurlijke habitat bewoont deze species kleine, snelstromende, zoetwater jungle stroompjes met aanzienlijk veel vegetatie.  De temperatuur varieert van 24 tot 27C en de pH van 7 tot 8.
Deze vis heeft te kampen gehad met een identiteitscrisis.  In 1982, werd hij van de genus Pseudomugil verwijderd en werd een nieuwe gecreëerd.  Dit resulteerde in de naam Popondetta furcata (vernoemd naar het dorpje aan het eind van het “Kokoda Trail”).  Sinds de vis in 1981 in Australië en daarna aan de rest van de wereld onder deze naam geïntroduceerd werd aan de aquariumhobby was dit de naam waaronder hij bekend werd.  Jammer genoeg was de genusnaam Popondetta reeds gebruikt voor een genus kevers.  Dit betekende dat het niet meer voor vissen gebruikt kon worden en de naam werd in 1987 veranderd naar Popondichthys furcatus.  Dat was het geweest zou je denken maar nee in 1989 werd de hele groep van de blauwoog regenboogvissen herzien.  Het resultaat hiervan was dat de vis zijn eerste naam Pseudomugil furcatus terug kreeg.  Sindsdien is het gelukkig niet meer veranderd!
Furcatus is pas sinds 12 á 15 jaar voor de Noord Amerikaanse aquariumliefhebber verkrijgbaar, tenminste, toen heb ik ze aangeschaft.  Bij een grootte van ongeveer 5cm kan deze vis met gemak in een aquarium van 20 liter gehouden worden, alhoewel een groep in een grotere, beplant aquarium met hun helder geel en zwarte kleuren een prachtig gezicht is.  Een extra voordeel is dat middelhard water met een pH net boven de 7 – een vrij goede beschrijving van kraanwater in het grootste deel van de wereld – uiterst geschikt is voor deze vis.
Over de jaren heb ik bemerkt dat furcatus redelijk vatbaar is voor peperstip (oödinium).  Dit word meestal veroorzaakt door te weinig waterverversing waardoor "oud" water ontstaat.  Hierdoor laat men toe dat nitriten opbouwen tot voorbij hun tolerantievlak.  Het probleem is dus makkelijk op te lossen door regelmatige waterverversingen en de sponsfilters niet te lang laten draaien zonder ze een keer uit te spoelen.
Vooropgezet dat de medebewoners niet te groot of agressief zijn, zijn ze uiterst geschikt voor het gezelschapsaquarium.  Met bijvoorbeeld kleinere Tetras, Rasboras en Danios zullen ze het best naar hun zin hebben.  Af en toe, vooral als ze als paar in een kleiner aquarium gehouden worden zal het mannetje agressief optreden tegen het vrouwtje en haar soms zelfs schade toebrengen.  Dit gebeurt echter niet vaak en een paar planten voor het vrouwtje om in te schuilen voorkomt dit kompleet.  Het helpt ook als de vis in een groepje gehouden wordt, het liefst met wat extra vrouwtjes.
Net zoals de meeste regenboogzalmen, is het geen moeilijke vis om te kweken.  Degene waar de meeste mensen aan denken, de Melanotaenia, leggen grote hoeveelheden kleine eitjes.  Pseudomugil, echter, legt slechts een paar grotere eitjes per keer.  Een P. furcatus vrouwtje leg maar 5 tot 10 eitjes per dag.
De vis zal zijn eitjes is een bosachtige plant of op een zand- of grindbodem leggen als je het aan de vis zelf over laat. Weinig of geen jonge visjes zullen dit echter overleven.  Mijn eigen voorkeur gaat uit een drijvende afzetmop van het zelfde soort als voor killivissen worden gebruikt.  De eitjes zijn plakkerig en kleven aan de mop. Ze kunnen elke twee dagen verwijderd worden.
De eitjes worden nu in een klein bakje met water geplaatst met wat schimmelwerend middel.  De eitjes komen uit na een week tot 10 dagen.  De jongen kunnen nu naar een klein aquarium met ongeveer 10 a15 cm water, een sponsfilter is hier ideaal.  Een pipet (oogdruppelaar) is zeer handig bij het overzetten van de jongen.  Ervaring leert dat slechts 75% van de eitjes vruchtbaar zijn, nog minder als het dieet van de ouders niet optimaal is.
De jongen kunnen de eerste 2 á 3 dagen het best azijnaaltjes of microwormpjes gevoerd worden voordat er overgestapt word op levende Artemia-naupliën.  Anders dan bij de grotere regenboogzalmen, groeien deze vissen vrij snel met het goede dieet en waterverversingen.  Binnen 3 tot 4 maanden kan het zijn ze geslachtsrijp en is het geslacht identificeerbaar.
Een andere soortgelijke species nl. Pseudomugil conniae, wordt ook in de buurt van het dorpje Popondetta gevonden.  Alhoewel er eerst gedacht werd dat het om furcatus handelde, verschilt deze in het kleurpatroon. Het opvallendste is dat de zwarte rand om de staartlobben ontbreekt.  Zo ver mijn kennis strekt is P. conniae niet verkrijgbaar in Noord Amerika.

Bron: Rainbowfishes - In Nature and in the Aquarium, Dr. Gerald R. Allen, Tetra Press, 1995

Vertaling : Dirk Anholts
 

© Copy-right en voorwaarden voor gebruik