|
||||||||
Artikel beschikbaar gesteld door : |
P. Bus, A.V. Pronkjuweel | |||||||
Mag ik me even voorstellen? Mijn naam is Pseudotropheus
elongatus. Graag zou ik even een paar dingen op een rijtje willen zetten: Ten eerste: nog altijd en ten onrechte worden wij voor agressief aangezien en dus niet bij andere waterbewoners in één back te houden. Ten tweede: wij zijn niet zo gemakkelijk in de voortplanting. Mis, onze baas weet hier meer over te vertellen. Baas: inderdaad wil ik een paar dingen rechtzetten. De Pseudotropheus elongatus is afkomstig iot het Malawi meer in Afrika. Ze leven daar op de grens van zand en een rotsbodem. Nu weet iedere Cichlidenboer (bah, wat een benaming, we zeggen toch ook tegen de Kardinaalliefhebbers geen zalmambtenaar??) dat een Cichlide schuilplaatsen nodig heeft, omdat het territoriumvormers zijn. Dit geldt ook voor de Pseudotropheus elongatus en zeker in de paartijd. Het vrouwtje wil dan een rustig plekje hebben waar ze zich, tijdens het uitbroeden van de eieren, schuil kan houden. Als we dit voor elkaar hebben, levert deze prachtvis geen problemen op. Wat de voortplanting betreft: bij mij in de bak zit één stel dat regelmatig iedere 4 weken een nest jongen heeft. Nu wordt er de laatste tijd veel geschreven over gedragsverandering van cichliden in gevangenschap. Zo‘n verandering heeft zich ook voltrokken bij mijn vissenechtpaar, voornamelijk bij het vrouwtje. De eerste keer dat ze met jongen in de bak zwom, deed ze alles volgens het boekje: gedurende ongeveer 4 weken at ze niet. De laatste maanden echter at ze gewoon mee, zodat ik al dacht dat ze geen jongen meer te verzorgen had. Groot was mijn verbazing toen ik opeens ontdekte, dat er weer wat van dat grut rondzwom. Daarna het stel goed geobserveerd en ja hoor, een week later had ze weer eieren in haar bek en hield ze zich op haar vaste plekje schuil, terwijl haar kieuwen heftig op en neer bewogen om de jongen steeds vers water en zuurstof te geven. Bij voerdertijd goed opgelet of ze ook kwam eten. Dat deed ze inderdaad en wel heel voorzichtig en heel klein voer, maar ze at. Het aantal jongen weet ik nog niet, maar de eerst volgende keer zal ik ze weer uit de grote bak halen en apart zetten. De eerste keren had ik dat ook gedaan en toen had ze 28 jongen. Omdat voor deze vissen geen liefhebbers zijn te vinden, laat ik mevrouw nu maar gewoon in de gezelschapsbak en daar blijven de jongen ook in. Het resultaat is wel dat er maar zo‘n 5 à 6 overblijven, maar dat zijn dan ook de sterksten. Rest mij nog te zeggen, dat ik van harte deze prachtige vis bij U aanbeveel en iedereen net zo veel kijkgenot toewens als ik er van heb.
|
||||||||
|