|
Quintana atrizona
(HUBBS, 1934)
Synoniemen:
Geen
Nederlandse naam:
Glastandkarpertje
Beschrijving:
C.L. HUBBS (1934) : Studies of the fishes of the order
Cyprinodontes. XIII Quintana atrizona a new Poeciliid.
Occasional papers of the museum of zoology University of
Michigan (301): 1-8
Verspreiding:
Het westen van Cuba en het zuidelijk van Cuba gelegen eiland
Isla de Juventud (het vroegere Isla de Piños). Deze soort
wordt niet algemeen aangetroffen en komt soms in brakwater
voor (BARUS ET AL 1994). Oorspronkelijk waren er nogal wat
misverstanden over de verspreiding van deze soort. HUBBS had
voor de beschrijving van de soort nakweek van vissen die op
universiteiten in de USA werden gehouden gekregen. Er werd
verteld dat deze vissen uit het oosten van Cuba uit de buurt
van de havenstad Baracoa kwamen, waar de soort later nooit
is aangetroffen.
Uiterlijk:
Op het lichaam bevinden zich twee tot zeven verticale zwarte
strepen. De soortnaam ‘atrizona’ (zwarte band) verwijst naar
dit kenmerk. De kleine jonge vissen hebben minder strepen
dan de ouderen vissen en bij netgeboren jongen ontbreken
deze strepen helemaal en zijn er kleine zwarte vlekken
aanwezig. De eerste vinstralen van zowel de aars- als de
rugvin zijn zwart. Onderin de rugvin bevindt zich een zwarte
vlek. Bij een juiste lichtinval zijn de ongepaarde vinnen
enigszins geel gekleurd. De volwassen mannetjes hebben een
relatief lang gonopodium dat bijna tot het begin van de
staartvin komt.
Het lichaam is verder niet gekleurd en lijkt enigszins
doorzichtig. Hieraan dankt het visje zijn Nederlandse naam
glastandkarpertje.
Grootte:
De mannetjes tot ongeveer 24 mm en de vrouwtjes tot 40 mm.
Verzorging en kweek:
Het glastandkarpertje kan het beste in een groep worden
gehouden. De soort houdt zich het meeste op tussen de
planten en hiervan moeten er in het aquarium dan ook
voldoende aanwezig zijn. Vooral fijnere planten zoals
Javamos hebben hun waarde, aangezien hierin ook altijd nog
klein voedsel voor de vissen te vinden is. Ook ander voedsel
mag voor deze kleine visjes niet te groot zijn. Verder is
deze soort niet kieskeurig, al het aangeboden voer wordt
gegeten.
Om de soort te kweken kan het beste worden gestart met een
groepje van minimaal zes visjes die in een dicht beplant
aquarium moeten worden gehouden. Q. atrizona leeft meestal
tussen de planten en heeft niet veel zwemruimte nodig. Een
bakje van 30 cm is groot genoeg voor een groepje van deze
visjes.
Als er voldoende schuilplaatsen zijn en de vissen goed zijn
gevoerd, zal er altijd een aantal jongen over blijven. Bij
de geboorte zijn de jongen ongeveer 6,5 mm groot en door hun
schutkleur vaak moeilijk te ontdekken. Afhevelen van water
dient voorzichtig te gebeuren aangezien anders makkelijk
jongen met het bodemvuil afgezogen kunnen worden. Een worp
kan uit maximaal dertig jongen bestaan, maar over het
algemeen is dit aantal veel lager. Bij kleine vrouwtjes komt
het ook voor dat er maar drie jongen worden geboren. Mijn
ervaring is dat er af en toe tussen de planten jongen
zwemmen en niet dat dit met tientallen tegelijk gaat. De
jongen zijn na vijf maanden geslachtsrijp. Bij de populaties
die zo’n tien jaar geleden werden gehouden, kwam een scheve
verdeling van de geslachten voor, er werden driemaal zoveel
mannetjes als vrouwtjes gebeuren. Bij de nieuwere importen
ligt deze verdeling beter en komen beide geslachten even
vaak voor.
Vroeger werd de soort altijd vrij warm, zo rond de 25°C
gehouden. Een temperatuur van rond de 22°C lijkt echter
voldoende. In de zomermaanden kan de temperatuur dan wat
hoger liggen. Ik merk wel dat de visjes zich bij een
temperatuur beneden de 20°C niet prettig meer voelen. Het
zou best kunnen dat hoge temperatuur een rol heeft gespeeld
bij de scheve verdeling van de geslachten.
Q. atrizona stelt geen hoge eisen aan de watersamenstelling.
Zacht water is echter niet geschikt. De kwaliteit van het
water moet goed zijn. In sterk vervuild water zal deze soort
snel wegkwijnen.
Het samenhouden van deze kleine soort met andere vissen is
lastig. Zeker de zeer kleine jongen vormen al snel voedsel
voor andere aanwezige aquariumbewoners. Om de soort te
houden en te kweken is een speciaal ingericht aquarium dan
ook aan te bevelen. Door hun schuwe gedrag is het soms
lastig om het aantal in een aquarium te bepalen. Wees dus
voorzichtig met het weggeven, want mogelijk valt de grootte
van de aanwezige populatie tegen. Verder is dit kleine
levendbarende tandkarpertje een eigen aquarium zeker waard.
Opmerkingen:
De soort was in het begin van de jaren negentig bij een
groot aantal liefhebbers aanwezig. Ook de in Nederland
gehouden stammen van deze soort gaven en echter problemen en
het houden en voor het kweken werd telkens lastiger. Gevolg
hiervan was dat de soort uit Nederland verdween. Ook op
bijeenkomsten in het buitenland was de soort toen niet meer
te krijgen. Pas in 2002 was de soort weer aanwezig. Naast de
oude populatie die blijkbaar bij een aantal liefhebbers nog
aanwezig was, kwamen er ook nieuwe importen (o.a. van KLAUS
SCHNEIDER). Nakweek hiervan werd verder verspreid, zodat de
soort in 2003 ook weer in Nederland aanwezig is.
Literatuur (selectie):
V. BARUS ET AL (1994) : Checklist, taxonomical notes and
biogeography on freshwater fishes from Isla de la Juventud
(Cuba). Folia Zoologica (2): 177-187
V. BARUS, J. LIBOSVARSKY & F. GUERRA PADRON (1981) :
Observations on Quintana atrizona from Cuba, reared in
aquaria. Folia Zoologica (3): 203-214
D. BORK (1983) : Der Glaskärpfling, Quintana atrizona - ein
langgesuchter lebendgebärender Zahnkarpfen. Aquarien
Terrarien (10): 341-342
D. BORK (1990) : Noch einige Bemerkungen zum Beitrag über
Quintana atrizona HUBBS, 1934 im ZAG LZ AM 88/2. ZAG
Lebendgebärende Zahnkarpfen (1): 11-12
U. DOST (1994) : Sommerurlaub für die Fische. Das Aquarium
(Juni): 4-6
U. DOST (1997) : Vom aussterben bedroht: Glaskärpflinge.
DATZ (6): 384-385
D. GENTZSCH (1987) : Zum Wurfrhythmus bei Lebendgebärenden
Zahnkarpfen. Aquarien Terrarien (11): 378-380
J.C. HOPGOOD (1988) : The history and care of Quintana
atrizona. Livebearers (101): 17-20
R. HOVING EN C.M. DE JONG (1996) : Het glastandkarpertje
Quintana atrizona HUBBS, 1924. Poecilia Nieuws (5): 125-129
R. HOVING EN C.M. DE JONG (1999) : Het glastandkarpertje
Quintana atrizona HUBBS, 1934. Het Aquarium (5): 160-163
K. DE JONG (1990) : Quintana atrizona. Het Aquarium (8):
198-198
K. DE JONG (1995) : Quintana atrizona bedreigd. Poecilia
Nieuws (1): 20-20
D.E. ROSEN & R.M. BAILEY (1959) : Middle-American Poeciliid
Fishes of the Genera Carlhubbsia and Phallichthys, with
Descriptions of Two New Species. Zoologica (44): 1-50
S. SCHRÖDER (1988) : Quintana atrizona - der Glaskärpfling.
ZAG Lebendgebärende Zahnkarpfen (2): 4-5
Tekst: Kees de Jong
|