|
|
Houden en kweken van Taeniacara candidi |
Al maandenlang was ik op zoek naar de Taeniacara
candidi. Dit is een dwergcichlide, een naaste verwant
van de Apistogramma familie. Voorheen was deze soort
zelfs bekend als Apistogramma weisei. Volgens
Hans-Joachim Richter in The Complete Book of Dwarf Cichlids
(1989) wordt deze soort gevonden in het gebied van de
bovenloop van de Rio Negro in Brazilië. Na de soort
tweemaal op internet te hebben gevonden en evenzoveel
mislukte deals, begon ik aardig gefrustreerd te raken.
Toen ontmoette ik tot mijn verassing iemand op mijn lokale
killi club die de soort hield en er succesvol mee had
gekweekt. Het is bijna niet te geloven; een killi
houder die verder kijkt en ook andere vissoorten houdt? Ik
sloot met hem een deal om een paartje te kopen voor de
redelijke prijs van $25.00. Niet slecht als je bedenkt
dat deze soort bekend staat als moeilijk te kweken.
Ik had het allemaal geregeld en zou de vissen op maandag
afhalen. Tot mijn teleurstelling werd Virginia precies
op de voorafgaande zondag geplaagd door de jaarlijkse
sneeuwstorm, waardoor het grootste deel van de staat onder
een laag van bijna 40cm sneeuw bedekt werd. Ik was
bang dat ik nog een week zou moeten wachten, maar gelukkig
bleek maandag een heldere, zonnige dag te zijn. Mijn
contact persoon vertelde dat het ook bij hem prachtig weer
was en dat de sneeuw al van de wegen aan het smelten was en
hij vroeg of ik langs kon komen om de vissen op te halen.
Zeven jaar in New England hadden mij geleerd hoe ik in de
sneeuw moet rijden, dus smeltende sneeuw op de weg kon mij
niet tegenhouden. Omdat alle bedrijven die dag
gesloten waren, werd het een gemakkelijke rit. Een
paar uur later had ik een mooi paartje Taeniacara candidi in
mijn bezit.
De vissen waren tamelijk klein; het mannetje ongeveer 5cm en
het vrouwtje ongeveer drie. Maar ze waren allebei
gezond! Zelfs hun vinnen waren in perfecte conditie en
dat zegt veel over de originele eigenaar aangezien hij de
vissen samen met soortgenoten hield. De mannetjes zijn
vaak onderling agressief en zoals ik heb kunnen zien, komen
gescheurde vinnen daardoor vaak voor.
Uit mijn voorafgaande onderzoek was gebleken dat de maximale
lengte van de mannetjes ongeveer 7cm is. Daardoor wist ik
dat de vissen nog in de groei waren. Het verschil
tussen mannetjes en vrouwtjes is gemakkelijk te zien; de
mannetjes hebben een "schopvormige" staart en veel langere
borstvinnen. Er zijn, voor zover mij bekend, drie
verschillende kleurvarianten : rood, blauw en de meer
natuurlijke variant. De vissen die ik gekocht had,
hadden de meer natuurlijke kleuring, maar dat wil zeker niet
zeggen dat ze saai gekleurd waren. Mijn mannetje was
lichtbruin met een zichtbare donkere zijlijn en had een
oranje-achtige tint over zijn vinnen. Ook had hij
licht-blauwe vlekken op zijn staart. Het vrouwtje zag
er uit zoals vele Apisto vrouwtjes, maar had ook de
licht-blauwe vlekken op de staart.
Omdat ik wist dat ik uiteindelijk deze soort zou gaan
houden, had ik mijn aquarium al eerder in gereedheid
gebracht en deze had al ongeveer drie maanden gedraaid
zonder visbezetting. Het was een 80 liter aquarium
gefilterd over twee spons-filters. Het water was
afkomstig uit mijn 220 liter aquarium, waarin het water
gefilterd wordt door turfmos. Aan één kant had ik een
mooi stuk kienhout gezet en aan de andere kant van te voren
met water verzadigde (zodat ze zouden zinken) eikenbladeren.
Tevens had ik eikenbladvaren en eendenkroos in het aquarium
geplaatst om het te verduisteren. Ik gebruik geen
bodembedekking in mijn cichliden-aquaria, dus het is vaak
erg licht. De eikenbladeren breken niet alleen het
licht, ze zorgen ook voor zachter water en bieden
schuilplaatsen voor de vissen. Ik kan beter ook de
waterbron vermelden : ik gebruik 100% osmosewater in mijn
220 liter aquarium. De hardheid is niet te meten met
mijn teststrips en de pH is lager dan 5. Ik vergat nog
te zeggen dat deze soort uit zwartwater afkomstig is en
tijdens het opgroeien in dit aquarium, leken ze de
omstandigheden te waarderen. Ik had geen andere
soorten in het aquarium.
Als voedsel accepteerden de vissen alleen vers uitgekomen
artemia. Sinds ik de vissen in mijn bezit heb, voer ik
echter ook één- of tweemaal per week witte wormen. Ze
weigeren droogvoer te eten; ik denk dat ze te veel verwend
zijn.
Binnen tien dagen dacht ik dat ik iets vreselijk verkeerd
had gedaan. Ik kon het vrouwtje nergens meer vinden.
Gelukkig vond ik het vrouwtje terug nadat ik me ontzettend
boos had gemaakt en het aquarium bijna uit elkaar had
gehaald. Ze zat onder één van de eikenbladeren en
bewaakte 23 eitjes. Ze zag er min of meer uit als een
Apisto vrouwtje ; fel-geel met een horizontale zwarte
streep. In tegenstelling tot de artikelen die ik had
gelezen, duurde het zes dagen voor de eitjes uitkwamen en
nog eens zes dagen voor de jongen vrij zwommen. Ik
telde er zeventien op de eerste dag dat ze vrij zwommen, dus
op de een of andere manier had een aantal het niet gehaald.
Het jongbroed at onmiddellijk vers uitgekomen artemia en de
"olie-achtige substantie" ("gunk") op de bodem van het
aquarium.
Een maand na het uitkomen, waren er slechts zeven jongen
over. Dit had niets te maken met de ouders; alleen het
vrouwtje zorgt voor de jongen, maar ze deed het erg goed
vooral aangezien dit haar eerste legsel was. Rond deze tijd
viel het me ook op dat het niet zo goed ging met het
mannetje, hij at gewoonweg niets meer. Binnen enkele
dagen was hij gestorven.
Wat mij betreft; de jongen groeien langzaam. Er zijn
er nog vier over, maar ze verkeren in prima gezondheid. Ze
zijn nu ongeveer 1.5cm lang, maar het is nog niet mogelijk
ze te sexen.
Een aantal dingen die mij zijn opgevallen, kunnen misschien
van pas komen bij het houden van deze soort.
- Het vrouwtje was de meest agressieve sexe : Zelfs
wanneer ze geen jongen had om te bewaken, viel ze het
mannetje lastig. Dit is echter niet typisch voor deze
soort, want anderen geven aan dat juist de mannetjes veel
agressiever zijn.
- De vissen gaven de voorkeur aan het deel van het aquarium
met eikenbladeren.
- Mijn vissen hielden niet van waterverversingen : Na elke
waterverversing hingen ze een dag lang bij de bodem. Daarom
hevel ik nu alleen nog het vuil van de bodem en voeg
geleidelijk vers water toe, dit is 100% osmose water.
- Het kunstmatig laten opgroeien van de jongen is mogelijk
de beste oplossing : Ik had drie opeenvolgende legsels
waarbij de jongen binnen één maand na het uitkomen waren
verdwenen.
Ik hoop dat dit iemand van pas komt bij het kweken van deze
soort. In mijn opinie is het een prachtige vis, maar
een behoorlijke uitdaging.
Bronnen
Complete Book of Dwarf Cichlids, Hans-Joachim Richter
(1989), Pgs 173-175.
Baensch Aquarium Atlas, Volume 3, Dr. Rudiger Riehl, Hans A.
Baensch, (1996), Pg. 874. Vertaling : Martijn Los |