|
|
De kweek van Apistogramma nijsseni |
Eindelijk is het gelukt! Het heeft me ´slechts´ 10
jaar en ook vele dollars gekost om deze vis te kweken.
Ik moet toegeven dat ik al redelijk wat succes gehad heb met
het kweken van soorten uit de Apistogramma-familie. Behalve
de twee soorten, die me de afgelopen jaren flink wat moeite
hebben gekost, A. nijsseni en A. agassizii. Eén gelukt, nog
één te gaan… Ik hoop niet dat het nog eens 10 jaar kost om
de andere te kweken.
Achtergrond
Naar mijn mening is de A. nijsseni een klasse apart.
Ze werden in 1979 voor het eerst gevangen door de Zwitser
Patrick de Rham. Pas in 1983 werden ze voor het eerst
succesvol gekweekt. De vissen werden gevangen in een
kleine zwartwater stroom in de buurt van het dorp Jenaro
Herrero, bij de grens tussen Peru en Brazilië. Het
water waarin ze zaten was helder donkerbruin met een pH van
5,4 en een totale hardheid van <1 dH (erg zacht!). Het is
een hele mooie en zuivere soort. Er is bijna geen
andere Apistogramma-soort, waarvan het vrouwtje zo mooi is
als een volwassen A. nijsseni vrouwtje. Tijdens het
volwassen worden neemt het vrouwtje een mooie gele kleur
aan, die ze bijna altijd houdt. Ze hebben een donkere
zwarte vlek op hun kieuwdeksel, daarnaast verandert de kleur
van de vlek op het lichaam naar lichtgroen tijdens de
verschillende fasen van het paringsritueel. Ook hebben
ze een grote ovale/ronde vlek op de aanzet van de staart.
Het kenmerk waardoor ze het best te onderscheiden zijn is de
onmiskenbare half-ronde band op het uiteinde van de
staartvin, die varieert van kleur van vuurrood tot geel.
Het vrouwtje kan ongeveer 6,5 centimeter worden, terwijl het
mannetje 7,5 centimeter kan worden en er erg log uitziet.
De mannetjes hebben een mooie geelkleurige borst en buik, en
natuurlijk is de staartvin rond met een halfronde vuurrode
streep erop. De rest van het lijf is lichtblauw.
Verzorging
Wildvang vissen doen het het beste wanneer ze in redelijk
zacht water gehouden worden. Daarentegen doet nakweek
het ook erg goed op kraanwater. Wanneer je wilt gaan
kweken met de vissen is het wel nodig om de pH en hardheid
te verlagen. Maar zelfs hier heb je enige
flexibiliteit, zoals later in het artikel uitgelegd wordt.
Het beste is om deze soort flink de ruimte te geven.
Meestal doe ik zes tot acht jonge vissen in een bak van 110
liter. Het aquarium is opgestart met een neutraal tot
donker gekleurd substraat, een stuk met javamos bedekt
kienhout in het midden, aan iedere kant van het hout 2
flinke zwaardplanten en tenslotte voor iedere vis in de bak
een schuilplaats. De schuilplaatsen zijn gemaakt van
kapotte bloempotten, de bast van een kokosnoot, of stukken
steen. Aan de ene kant van de bak zit een filter met
sponzen, aan de andere kant een potfilter. De visjes werden
opgevoed in redelijk zacht kraanwater, met een pH van 6,91,
een geleidbaarheid van 150 micro-Siemens en een temperatuur
van 25,5 graden.
De nijsseni is minder schuw dan veel andere soorten van de
Apistogramma familie. Wanneer er voldoende plaats is
in een goed opgezette bak kun je ze zelfs bijna als tam
beschouwen. Zeer belangrijk is het om het water goed
schoon te houden, evenals het voeren volgens een gevarieerd
voedselpatroon. Uit eigen ervaring kan ik je vertellen
dat wanneer je een van beiden nalaat en/of teveel levend of
diepvriesvoer van dezelfde soort voert, dat de vissen grote
kans hebben op ´bloat´ (een spijsverteringsziekte), dat vaak
tot de dood leidt. Ik voer tweemaal per dag, ´s
morgens vlokvoer van een goede kwaliteit of zelfgemaakt
voer, en ´s avonds varieert het tussen diepgevroren rode
muggenlarven, artemia vlokvoer en eenmaal in de week levende
zwarte muggenlarven. Wanneer je aan deze voorwaarden voldoet
groeien ze snel en beginnen ze met het vormen van paartjes
als ze een maand of 7 á 8 oud zijn.
De Kweek
Zoals al eerder vermeld heb ik vele malen geprobeerd om deze
vissen te kweken, met verschillende variaties in het
aquarium. Het maakte echter geen verschil of ik
startte met 3 paar wildvang vissen, of een 12-tal nakweek,
het draaide altijd uit op een ´alleenstaand´ mannetje en
vaak een bazig vrouwtje, maar nooit een koppel. In april
1998 kocht ik bij een lokale visveiling 8 jonge Apistogramma
nijsseni. Ik deed ze in een bak die ingericht was
volgens de eerder beschreven richtlijnen. Alles ging
goed samen tot ze volwassen werden en er paartjes begonnen
te ontstaan na 8 maanden. Uiteindelijk waren er 6
vrouwtjes en 2 mannetjes over. Ik was helemaal niet
teleurgesteld en besloot er 4 uit de bak te halen en deze in
een bak van 75 liter te doen.
Dit aquarium werd hetzelfde ingericht als de bak van 110
liter. Let op: het water was NIET behandeld met enig
middel. Echter zorgde ik ervoor dat het water extra
schoon was, door middel van verschillende verversingen
gedurende de week. Zeker wanneer er voedselresten bleven
liggen. Zoals eerder vermeld, zijn er wanneer je het
water gaat behandelen verschillende mogelijkheden. Je kunt
kiezen om niet te behandelen en alleen maar extra goed te
verversen, zoals ik. Maar je kunt ook tot in het
extreme gaan. Er zijn veel manieren om je pH en
hardheid naar beneden te brengen, bijvoorbeeld het filteren
over turf, verversen met een deel regenwater, of het
gebruiken van osmose water en tenslotte kun je ook chemische
middelen gebruiken als pH minus etc. Je begrijpt wat ik
bedoel…
Maar goed, terug naar de vissen. Direct na het
overplaatsen brak de hel los, omdat het dominante vrouwtje
binnen elke groep erg agressief werd. Ze weerhield de
andere twee vrouwtjes van eten en deze begonnen er
langzamerhand uitgemergeld en slecht uit te zien.
Daarom deed ik er een aantal kardinaaltetra´s bij, om te
proberen het dominante vrouwtje wat af te leiden, zodat de
andere vrouwtjes een kans kregen om te eten. Dit werkte dus
NIET! Het dominante vrouwtje had helemaal geen oog
voor de kardinaaltetra´s.
Het dominante vrouwtje had alle tekenen waaraan je kan zien
dat ze wilde gaan afzetten. Haar lijf had een intense
gele kleur, en ze had een grote donkere vlek op haar wangen,
midden op haar lijf en op de basis van de staart en een
oranje halve cirkel op haar staartvin. “Ze was heel
erg mooi!” Ze maakte zich mooi voor het mannetje en
probeerde hem in het door haar uitgekozen hol te lokken,
maar hij had totaal geen interesse in haar. Vervolgens
reageerde het vrouwtje haar frustraties weer af op de twee
andere vrouwtjes. En exact hetzelfde scenario deed
zich voor in de bak van 110 liter.
Intussen begon ik aardig gefrustreerd te raken, zodat ik
mijn hart ging luchten aan mijn mede-hobbyisten. Gelukkig
zijn ze echt enorm medelevend??? Ze boden me veel
troost, door te zeggen: “Oh? Mijn nijsseni zetten af toen ik
ze verzorgde! … Wat is het probleem Sal? Ben je
het verleerd? … Misschien moet je op zakenreis gaan en
je vrouw ze laten verzorgen, wellicht zetten ze dan wel af.”
En zo kan ik nog wel even doorgaan… Maar een van mijn
mede-aquarianen bood mee aan om me een van zijn mannetjes te
geven, die hij over had. Trouwens, hij had het voor
elkaar gekregen om zijn groep (4 mannetjes en 1 vrouwtje) in
een 75 liter aquarium te laten broeden, waarvan het water
bestond uit 70% regenwater en 30% kraanwater. Het paar
dat afzette zat rechts in het aquarium en de overige 3
mannetjes bleven links in de bak. Alles ging goed en
ze kregen het voor elkaar om 3 keer jongen groot te brengen.
“Zoek de oplossing, ik weet het niet.”
Inmiddels was ik zo wanhopig, dat ik alles wilde doen om het
te laten slagen. Het nieuwe mannetje van veel groter
dan mijn jongere man. Ik deed hem in mijn 75 liter
aquarium, maar na een week moest ik mijn eigen jonge
mannetje uit de bak halen, omdat hij lastiggevallen werd en
getraumatiseerd raakte door het nieuwe mannetje. Bovendien
zag ik de twee andere vrouwtjes bijna nooit, alleen wanneer
ze snel uit hun holletje tevoorschijn kwamen als er per
ongeluk wat voer voorbij zweefde.
Op een dag zag ik het dominante vrouwtje niet toen ik ging
voeren, terwijl ze normaal altijd de eerste was die zich
laat zien. Toen ik echter wat levende artemia in de
bak deed kwam ze uit haar schuilplaats, at heel snel wat en
ging weer terug naar de schuilplaats. Ik probeerde
mezelf in bedwang te houden, maar dat lukte niet erg goed,
omdat dit meestal het gedrag is wat ze vertoont als ze
eieren aan het verzorgen is. Ik was zelfs even geneigd
de eitjes weg te halen om ze zelf groot te brengen, maar ik
gaf er niet aan toe.
Gewoonlijk worden de eieren tegen de bovenkant van een
schuilplaats aangelegd, maar mijn eigen ervaring is dat,
wanneer een vrouwtje klaar is om af te zetten, dat ze ze
overal neerlegt. Ik heb vrouwtjes gehad die eitjes
legden op een filter, op de zijkant van een steen, onder een
blad, op het glas onder een stuk hout. Bij een
temperatuur van 25,5 graad kwamen de eitjes na ongeveer 48
uur uit. Na 4 tot 5 dagen zijn de jonge visjes volledig
ontwikkeld en gaan ze zwemmen. En inderdaad, op de
vijfde dag, toen ik ´s morgens kwam voeren zag ik alleen het
vrouwtje maar zwemmen. Het mannetje zat verstopt
achter het filter. Als hij te voorschijn kwam en te
dichtbij het vrouwtje in de buurt kwam, werd hij brutaal
door haar aangevallen. Ik wist wat dit betekende. Ik
deed mijn leesbril op en keek van heel dichtbij op zoek naar
iets bewegends in de buurt van het vrouwtje. En ja hoor:
Daar waren ze, JONGBROED!
Ze waren aan het zoeken naar eten tussen het Javamos.
Gelukkig had ik wat net uitgekomen artemia nauplieën, die ik
meteen ging voeren. Meestal probeer ik licht voer te
voeren gedurende de eerste week. Het laatste wat je
hebben wilt is dat je vervuild water krijgt door overvoeren.
“Wat niemand van ons ooit doet… toch?” Ze aten direct
van de artemia en je kon hun buikjes langzaam oranje zien
worden. Ik schatte het aantal baby´tjes op ongeveer
25. Ik beveel aan om de andere volwassen vissen uit te
vangen, omdat ze anders continue verjaagd worden door het
vrouwtje. Het vrouwtje zorgt in haar eentje voor de
kleintjes, maar helpt ook het mannetje het territorium te
verdedigen. Toen de jongen groter begonnen te worden
en steeds verder van de moeder vandaan gingen zwemmen, liet
het vrouwtje het mannetje dichterbij komen en zelfs mee
zwemmen met de jongen. Echter moet je wel erg goed
opletten, want het vrouwtje gaat weer afzetten zodra ze
daartoe in staat is (meestal na een week of 5 á 6).
Als je dan het eerste groepje jongen niet verwijderd hebt
uit de bak, is de kans groot dat ze het groepje gaat
aanvallen en/of opeten. Zelf had ik dit niet in de
gaten en ben zo dus de helft van mijn eerste kweek verloren.
Ik haalde het overgebleven deel weg en deed ze in een bak
van 55 liter. Met goed voedsel en frequente
waterverversingen groeien de jongen verrassen snel. Na drie
maanden zijn de grootste ongeveer 3,5 centimeter. Alhoewel
het lastig is de vissen te sexen bij deze grootte, zou je
toch de verschillen moeten kunnen beginnen te zien. De
vrouwtjes zijn er het makkelijkst uit te pikken, omdat ze
een meer uitgesproken zwarte kleuring krijgen in de buurt
van hun buikvinnen. Er is een theorie dat de sexe mede
bepaald wordt door de temperatuur waarin de eieren en de
jonge dieren gehouden worden. Maar daar zal ik nu niet
verder op in gaan. Alles wat ik erover kan zeggen is dat
mijn jongbroed opgegroeid is bij een temperatuur van 25,5
graden en dat dat als resultaat had dat 80% van het
vrouwelijke geslacht was, in beide legsels. De
volgende keer probeer ik het bij 26,5 graden en dan kijk ik
wat en of er verschil is. Dit paar had slechts twee
legsels, omdat het mannetje helaas door onbekende reden
overleden is, en het vrouwtje nog niet met een ander
mannetje een paar heeft gevormd.
Tot slot, ik denk nog steeds dat dit een van de meest
interessante en mooie dwergcichliden is. De soort
heeft twee belangrijke kenmerken – hij is niet schuw en hij
is niet makkelijk te kweken. Daarom, kan je niet
alleen van ze genieten omdat ze zich niet verstoppen, maar
ze bieden je ook een uitdaging wanneer je ze wilt gaan
kweken. Dus, “Wat wil je nog meer van een vis?” I k
sluit af met de volgende gedachte: Apistogramma Agassizzi,
je bent aan de beurt!”
BRONVERMELDING
STAECK, W & LINKE, H (1994) : -American Cichlids I : Dwarf
Cichlids
SCHMETTKAMP, W (1982) :Die Zwergcichliden Sudamerikas
Vertaling : Marcha van Es Klk
hier
om artikel 2 te lezen |