(Radda & Pürzl, 1976) |
||||||||||||||||||||||
Verklaring van de tekens | ||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Vreedzame, ietwat schuwe soort die eventueel met andere kleinere vissen gehouden kan worden. Mannetjes zijn onder elkaar en ten opzichte van mannetjes van andere
Aphyosemion-soorten redelijk agressief. Het beste kan de vis echter worden gehouden in een speciaalaquarium met een donkere bodem en voldoende planten om tussen te schuilen.
Als voedsel moet klein levend voer worden gegeven. De kweek is niet eenvoudig. De eieren worden regelmatig in een wollen afzetmop afgezet. De eieren moeten daaruit verwijderd worden en in kweekschalen worden ondergebracht. De jongen komen na 12-14 dagen uit. Ze kunnen worden groot gebracht met Artemia-naupliën. |
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Olaf Deters | ||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
|