(Boulenger, 1908) |
|||||||||||||||||||||
Verklaring van de tekens | |||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
Een vreedzame soort, waarvan de mannetjes echter onderling redelijk agressief kunnen zijn. De bak moet ingericht worden met javamos en javavaren en de belichting moet enigszins gedempt zijn. De bodem kan het beste bestaan uit turfmolm.
Deze vissen moeten met levend voer gevoerd worden. De kweek is niet zo eenvoudig. De soort is een seizoensvis. De eieren worden afgezet in de bodem (turfmolm). Na het afzetten van de eieren wordt de turf verwijderd en enigszins gedroogd (een beetje vochtig laten). De turf bewaren in een plastic zak en na 2-3 maanden mag er weer vers water opgegoten worden. De jongen komen dan binnen 24 uur uit en kunnen meteen gevoerd worden met Artemia-naupliën. |
|||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
|