(Boulenger, 1911) |
||||||||||||||||||||||
Verklaring van de tekens | ||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Ten opzichte van andere vissen zijn de mannetjes van deze
soort redelijk vreedzaam. In een te klein aquarium is
het niet aan te raden om meerdere mannetjes te houden, daar
ze onderling zeer agressief zijn. Ook zijn ze ten
opzichte van vrouwtjes die niet willen afzetten zeer
agressief. Er moeten voldoende schuilplaatsen aanwezig
zijn door een dichte beplanting. Als voer moet levend voer worden gegeven. Ook runderhart wordt geaccepteerd. De kweek is niet al te moeilijk. Een mannetje moet met meerdere vrouwtjes in een kweekbakje gezet worden. De bodem moet uit turfmolm bestaan. Daarin worden de eieren afgezet en bevrucht. Er moet matig worden gevoerd om het water niet teveel te belasten. Na een week kan de turf worden verwijderd, zachtjes uitgeperst en opgeborgen worden in een plastic zakje. Warm bewaren. Na 6 weken kan er vers water worden opgegoten. Na een uur komen de jongen uit. Ze kunnen worden groot gebracht met Artemia-naupliën. |
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
|