(Scheel, 1971) |
||||||||||||||||||||||
Verklaring van de tekens | ||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Vreedzame, tamelijk schuwe soort die het beste in een
speciaalaquarium kan worden gehouden. Het aquarium
moet dicht worden beplant zodat veel schuilplaatsen
ontstaan. Een gedempte verlichting en donkere bodem
doen de kleuren beter tot hun recht komen. De vis is
een slechte zwemmer en heeft daardoor een eigenaardige
(soort hoppende) manier van voortbewegen. Als u dit
waarneemt is het dier dus niet ziek. Als voedsel moet klein levend voer worden gegeven. De kweek is moeilijk. De soort is niet erg productief. Een klein aantal eieren worden tussen turf of een afzetmop afgezet. Deze eieren moeten worden "uitgelezen" en worden onder gebracht in een broedschaal met een schimmelwerend middel. Na twee weken komen de jongen uit. Ze moeten de eerste dagen worden gevoerd met pantoffeldiertjes en daarna met Artemia-naupliën. |
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
|