(Radda & Huber, 1978) |
||||||||||||||||||||||
Verklaring van de tekens | ||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Vreedzame, enigszins schuwe vis die het beste in een
speciaalaquarium kan worden gehouden. Ook is
gezelschap mogelijk van andere kleine vissen zoals
lichtoogjes of zalmpjes. Het aquarium moet dicht
worden beplant zodat schuilplaatsen ontstaan. Een
donkere bodem uit turfmolm en gedempte
verlichting doen de kleuren beter tot hun recht komen.
Een regelmatige waterverversing wordt zeer op prijs gesteld.
Aangezien de dieren zeer goede springers zijn is een goed
sluitende afdekruit geen overbodige luxe. Ze mogen
absoluut niet bij te hoge temperaturen worden gehouden.
Dit gaat ten koste van de levensduur. Als voedsel moet klein levend voer worden gegeven. De dieren zijn echter ook over te wennen op diepvries- en droogvoer. De kweek is tamelijk eenvoudig. De eieren worden voortdurend tussen fijnbladerige planten zoals javamos afgezet en bevrucht. Ook worden eieren in de bodem afgezet. Jongen kunnen samen met de ouders in het aquarium worden gehouden. Een hogere productiviteit bereikt men als men de turf met de eieren verwijdert. De turf kan gedurende 3 weken zonder water in een plastic zak worden bewaard. Zodra men koel water van 16 graden opgiet komen de jongen uit. Ze kunnen worden groot gebracht met Artemia-naupliën. |
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
|