(Regan, 1910) |
||||||||||||||||||||||
Verklaring van de tekens | ||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Deze vis is geen echte beginnersvis. Het is aan te raden om in een (speciaal)aquarium slechts 1 mannetje te houden. Het aquarium moet dicht worden beplant en verder worden ingericht met kienhout zodat schuilplaatsen ontstaan. Omdat het goede springers zijn is een dekruit geen overbodige luxe. Een regelmatige waterverversing (een derde per 14 dagen) is aan te bevelen aangezien ze nogal gevoelig zijn voor nitraat.
Als voedsel moet groot levend voer worden gegeven. Droogvoer wordt ook geaccepteerd. De kweek is niet eenvoudig. Het water moet extreem zacht en zuur zijn. Het vrouwtje legt de eieren op de anaalvin van het mannetje. Zodra ze zijn bevrucht neemt het vrouwtje de eieren op en geeft ze door aan het mannetje, die ze verder in zijn bek houdt. Het vrouwtje blijft in de onmiddellijke omgeving. Na 3 weken komen de jongen uit. Ze kunnen worden groot gebracht met Artemia-naupliën. |
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
|