(Weber, 1907) |
|||||||||||||||||||||||
Verklaring van de tekens | |||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||
Vreedzame, nogal schrikachtige scholenvis. De bak kan ingericht worden aan de randen met fijnbladerige planten. Er moet wel voldoende vrije zwemruimte overblijven.
Als voer kan alle levend voer gegeven worden, maar droogvoer wordt ook wel geaccepteerd. Om de kleur te behouden moet regelmatig daphnia gegeven worden. De kweek is redelijk eenvoudig. Als afzetmateriaal kan javamos gebruikt worden. Als de eieren zijn afgezet en bevrucht, moeten ze verwijderd worden en in een aparte bak gebracht worden. De jongen komen na een week uit en gaan onmiddellijk op zoek naar voedsel. Dit kunnen azijnaaltjes of infuus zijn. De jongen groeien niet zo snel als andere regenboogvissen. |
|||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||
|