(Wildekamp, 1982) |
||||||||||||||||||||||
Verklaring van de tekens | ||||||||||||||||||||||
|
|
|||||||||||||||||||||
Ten opzichte van andere soorten is deze vis tamelijk
vredelievend, maar onderling en ten opzichte van andere
Nothobranchiussoorten zijn de mannetjes van deze soort zeer
agressief, vooral in de wat kleinere aquaria. Een
enkel vrouwtje dat niet meer wil paren wordt dood gejaagd.
Een donkere bodem en gedempte verlichting doen de kleuren
beter tot hun recht komen. Ze zijn nogal gevoelig voor
peperstip. Ter voorkoming hiervan kan een theelepel
zout op 5 liter water worden toegevoegd. Als voedsel moet levend voer worden gegeven. Als dit niet gebeurt worden deze dieren snel zwak en sterven nog eerder dan ze normaal gedaan zouden hebben. (seizoensvis) De kweek is redelijk eenvoudig. Het is het beste om meer vrouwtjes dan mannetjes in te zetten. De eieren worden in de bodem (bv turfmolm) afgezet en bevrucht gedurende een week. Daarna moet de turf worden verwijderd en zachtjes uitgeknepen. De turf moet een beetje vochtig gedurende een drietal maanden bewaard worden in een plastic zakje bij een constante temperatuur van 24 graden. Na deze periode moet er vers water opgegoten worden en de jongen komen dan onmiddellijk uit. De eerste dagen moet infuus gegeven worden en daarna Artemia-naupliën. |
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
|