(Scheel, 1971) |
|||||||||||||||||||||
Verklaring van de tekens | |||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
Vreedzame, schuwe soort, die bij iedere onrust in of buiten het aquarium uit het water kan springen. Het is dus absoluut noodzakelijk ook dekruiten aan te brengen. De vis kan het beste in een speciaalaquarium worden gehouden, maar kan ook in gezelschap van rustige kleine vissen gehouden worden. Zwakke belichting doet de kleuren van de vis beter tot zijn recht komen.
Als voedsel moet klein levend voer gegeven worden. De kweek is redelijk eenvoudig. De eieren worden continu afgezet in javamos, perlonmoppen of turf. De eieren 16-18 dagen bewaren in een bakje met water, of 3 weken enigszins vochtig in de turf. Als de jongen uitkomen kunnen ze grootgebracht worden met Artemia-naupliën. Regelmatig water verversen. |
|||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||
|