(Meinken, 1951) |
||||||||||||||||||||||
Verklaring van de tekens | ||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Redelelijk vreedzame, zwemlustige vis die het beste in een
speciaalaquarium kan worden gehouden samen met andere
Aphyosemionsoorten. Het aquarium moet dicht worden
beplant zodat schuilplaatsen ontstaan. Verder kunnen
als decoratie kienhout en wortels worden gebruikt. Een
donkere bodem en drijfplanten doen de kleuren beter tot hun
recht komen. Een regelmatige waterverversing wordt
zeer op prijs gesteld. De vissen zijn nogal gevoelig
voor parasieten. Toevoeging van wat zout (een
theelepel op 10 liter water) is aan te bevelen.
Aangezien de vissen goede springers zijn is een dekruit geen
overbodige luxe. Te hoge temperaturen kunnen nadelig
zijn voor de leeftijd van de dieren. Als voedsel moet levend voer worden gegeven. Droogvoer wordt niet geaccepteerd. De kweek is niet moeilijk. De eieren worden in een afzetmop afgezet. De mop kan na enige dagen over gebracht worden naar een broedschaal waar de jongen na 14 dagen uitkomen. Ze kunnen worden groot gebracht met Artemia-nauplién. |
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
|