(Boulenger, 1911) |
||||||||||||||||||||||
Verklaring van de tekens | ||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Onder elkaar zijn de mannetjes van deze soort tamelijk
strijdlustig. Het is dan ook beter om in een kleiner
aquarium niet meer dan een mannetje te houden. Naar
andere soorten wordt nauwelijks omgekeken. Het
aquarium moet dicht worden beplant zodat schuilplaatsen
ontstaan. Het is geen eenvoudige vis om te houden.
Aangezien de vissen goede springers zijn is een goed
afsluitende dekruit geen overbodige luxe. Als voedsel moet levend voer worden gegeven. Vooral fruitvliegjes worden graag gegeten. De kweek is niet al te moeilijk. De eieren worden in een afzetmop die bevestigd is aan de afdekruit afgezet en bevrucht. De eieren kunnen dan regelmatig "uitgelezen" worden. Die eieren kunnen dan worden ondergebracht is broedschalen. Na een tweetal weken komen de jongen uit. Ze kunnen eenvoudig worden groot gebracht met Artemia-naupliën. |
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Synoniemen : Haplochilus longiventralis, Aplocheilus
longiventralis, Panchax longiventralis
|
||||||||||||||||||||||
|