(Boulenger, 1913) |
||||||||||||||||||||||
Verklaring van de tekens | ||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Vooral de mannetjes van deze soort zijn onderling tamelijk
agressief. Dit dient om de onderlinge rangorde vast te
stellen. Tot beschadigingen leidt deze rivaliteit
zelden. Het aquarium moet aan de randen en achtergrond
dicht worden beplant zodat schuilplaatsen ontstaan.
Een gedempte verlichting door middel van drijfplanten en een
donkere bodem doen de kleuren beter tot hun recht komen.
Aangezien deze vissen goede springers zijn is een dekruit
noodzakelijk. Als voedsel moet levend voer worden gegeven. Diepvriesvoer wordt ook geaccepteerd. De kweek is vrij eenvoudig. De eieren worden afgezet en bevrucht tussen fijnbladerige planten. De kweek kan ook plaats vinden met behulp van een afzetmop. De eieren moeten dan regelmatig "uitgelezen" worden en ondergebracht in een broedschaal waar ze dan twee weken later uitkomen. De jongen kunnen worden groot gebracht met Artemia-naupliën. |
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Synoniemen : Haplochilus multifasciatus, Aplocheilus
multifasciatus, Epiplatys sexfasciatus multifasciatus,
Panchax multifasciatus, Haplochilus boulengeri, Aplocheilus
boulengeri, Epiplatys boulengeri, Panchax boulengeri,
Epiplatys sexfasciatus, Haplochilus sexfasciatus, Panchax
sexfasciatus, Epiplatys ansorgei, Haplochilus grahami,
Aplocheilus nigricans
|
||||||||||||||||||||||
|