(Kornfield & Taylor, 1983) |
||||||||||||||||||||||
Verklaring van de tekens | ||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Deze soort heeft veel vrije zwemruimte nodig en mag dus niet
in een te klein aquarium worden gehouden. Het aquarium
moet verder aan de zij- en achterkant worden ingericht met
stenen, kienhout en wortels zodat veel schuilplaatsen
ontstaan. Het water waarin hij gehouden wordt moet
zeer hard zijn omdat zijn natuurlijke habitat bestaat uit
meren van poreuze kalksteen. Er zijn drie ondersoorten van deze vis met elk hun eigen voedsel (o.m. detritus). In onze aquaria zijn het grote alleseters. Er moet dus voor voldoende variatie worden gezorgd. Droogvoer wordt ook geaccepteerd. De kweek is niet eenvoudig. Een groot aantal eieren wordt afgezet en bevrucht op een verticale steen in een hol. Het vrouwtje kleurt dan helemaal wit en bewaakt en verzorgt het broedsel terwijl het mannetje het territorium verdedigt. Na twee dagen komen de eieren uit en worden de larven op de bodem van het hol onder gebracht. Nog eens vijf dagen later zwemmen de jongen vrij. Ze worden verzorgd tot ze ongeveer twee centimeter groot zijn. |
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Synoniem : Cichlasoma minckleyi
|
||||||||||||||||||||||
|