(Boulenger, 1898) |
||||||||||||||||||||||
Verklaring van de tekens | ||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Tamelijk agressieve vis die dus het beste paarsgewijs
gehouden kan worden. Het aquarium moet aan de randen
en achtergrond worden ingericht met stenen zodat holen en
schuilplaatsen ontstaan. De bodem moet bestaan uit
fijn zand. Als er niet voldoende schuilplaatsen zijn
woelt deze soort enigszins in het zand. Planten worden over
het algemeen met rust gelaten. Ze kunnen gehouden
worden samen met andere vissen uit het Tanganyikameer.
Een territorium wordt ingericht. Het zijn alleseters. Ze moeten dus gevarieerd gevoerd worden met levend, diepvries- en droogvoer. De kweek is niet eenvoudig. Tot 100 eieren worden in een hol afgezet en bevrucht. Na een dag of 10 komen de jongen uit. Beide ouders bemoeien zich met de broedzorg. De jongen blijven nog geruime tijd binnen het territorium van de ouders. Ze kunnen worden groot gebracht met Artemia-naupliën en fijngewreven droogvoer. |
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Jan Bukkems |
||||||||||||||||||||||
Synoniem : Lamprologus modestus
|
||||||||||||||||||||||
mmv Aquabeek |
|