(Boulenger, 1899) |
||||||||||||||||||||||
Verklaring van de tekens | ||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Relatief vreedzame vis, maar ten opzicht van kleinere vissen roofzuchtig. Mag dus niet samen met kleinere vissen gehouden worden. De soort moet paarsgewijs gehouden worden en richt een territorium in. Het aquarium moet ingericht worden met stenen zodat holen ontstaan.
Als voedsel moet krachtig levend voer worden gegeven in de vorm van Artemia en muggenlarven. In de vrije natuur voeden ze zich voornamelijk met slakken. De kweek is redelijk eenvoudig. De eieren worden in een hol afgezet. De eieren en later de jongen worden door beide ouders intensief bewaakt en verdedigd. De jongen kunnen worden groot gebracht met Artemia-naupliën. |
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Jan Bukkems | ||||||||||||||||||||||
Synoniemen : Lamprologus tetracanthus, Lamprologus
brevianalis, Lamprologus marginatus
|
||||||||||||||||||||||
|