(Thys van den Audenaerde, 1969) |
||||||||||||||||||||||
Verklaring van de tekens | ||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Redelijk vreedzame soort die het best kan samen worden
gehouden met andere West-Afrikaanse cichliden.
Mannetjes zijn ten opzichte van soortgenoten tamelijk
agressief. Het aquarium moet aan de randen en
achtergrond dicht worden beplant en verder worden ingericht
met stenen, wortels en kienhout zodat schuilplaatsen
ontstaan. Een territorium wordt ingericht. Het
water moet zuiver en zuurstofrijk zijn. Wat
drijfplanten en een gedempte verlichting worden zeer op
prijs gesteld. Als voedsel moet krachtig levend voer worden gegeven. Plantaardige kost mag echter ook niet op het menu ontbreken. Droogvoer wordt ook geaccepteerd. De kweek is redelijk eenvoudig. Tot 400 eieren worden in een hol afgezet en bevrucht. Het vrouwtje neemt de directe broedzorg voor haar rekening terwijl het mannetje het territorium bewaakt. Na ongeveer 9 dagen zwemmen de jongen vrij. Ze kunnen worden groot gebracht met Artemia-naupliën. |
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
|