(Cuvier, 1831) |
||||||||||||||||||||||
Verklaring van de tekens | ||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Vreedzame vis die uitstekend met andere kleinere vissen gehouden kan worden. Afhankelijk van de overige vissen kan deze soort zich wat verscholen houden. Deze vis maakt een knorrend geluid, vandaar zijn Nederlandse naam : Knorgoerami.
Het is een alleseter met een voorkeur voor klein, levend voer. Ook droogvoer wordt geaccepteerd. De kweek is niet eenvoudig. Het dier bouwt een schuimnest en bij een lege waterstand en een temperatuur van 30 graden worden tot 150 eieren daar in afgezet. De jongen zijn moeilijk groot te brengen en erg gevoelig voor temperatuurschommelingen. |
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Jan Bukkems | ||||||||||||||||||||||
Synoniemen : Osphromenus vittatus, Ctenops vittatus,
Trichopsis vittatus
|
||||||||||||||||||||||
|