(Gill, 1877) |
||||||||||||||||||||||
Verklaring van de tekens | ||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Rustige, over het algemeen tamelijk vreedzame soort, mits
hij in een aquarium van voldoende grootte wordt gehouden.
Het aquarium moet worden ingericht met kienhout, wortels en
stenen. Een zandige bodem wordt op prijs gesteld.
Aangezien hij bij het zoeken naar voedsel de bodem omwoelt
is het gebruik van planten onmogelijk.
In zijn natuurlijke habitat eet hij detritus en larven van insecten. In gevangenschap kan hij gevoerd worden met het gangbare cichlidenvoer en runderhart. De kweek is niet al te moeilijk. De paarvorming kan het beste plaats vinden met een aantal jonge dieren. Daarna wordt een territorium ingericht. Een klein aantal eieren wordt op een steen afgezet en bevrucht. Beide ouders bemoeien zich met de broedzorg. De eieren komen na drie dagen uit. Zodra de jongen vrij zwemmen kunnen ze worden groot gebracht met Artemia-naupliën en fijn gewreven droogvoer. |
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Jan Bukkems |
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
|