(Boulenger, 1908) |
||||||||||||||||||||||
Verklaring van de tekens | ||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Ten opzichte van soortgenoten zijn mannetjes zeer agressief.
In een groot aquarium kan men twee mannetjes met een grotere
groep vrouwtjes verzorgen. Het aquarium moet worden
ingericht met een aantal grotere stenen en wat grote, harde
planten. Er moet voldoende bodemoppervlak over
blijven. Die bodem moet uit fijn zand bestaan. In hun oorspronkelijke omgeving zijn het voedselspecialisten. Ze eten daar voornamelijk slakken. Ze kunnen echter eenvoudig aan ander krachtig voer wennen. (bv insectenlarven, garnaal, regenwormen) De kweek is niet al te moeilijk. De eieren worden afgezet en door het vrouwtje onmiddellijk in de bek genomen. Ze worden daarna door het mannetje bevrucht met de eivlekmethode. Na 3 weken verlaten de jongen voor het eerst de bek van de moeder. Ze kunnen worden groot gebracht met Artemia-naupliën en fijngewreven droogvoer. |
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Synoniem : Chilotilapia rhoadesi
|
||||||||||||||||||||||
|