(Poll, 1956) |
||||||||||||||||||||||
Verklaring van de tekens | ||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Ten opzichte van andere soorten is deze vis vreedzaam, maar
onderling zijn de mannetjes van deze vis, die in een school
gehouden moet worden, tamelijk agressief zonder dat het tot
verwondingen komt. Dit geldt vooral tijdens de
paartijd. De vis kan uitstekend worden samen gehouden
met andere cichliden uit het Tanganyikameer aangezien hij
voornamelijk de bovenste waterlagen bevolkt en dus geen
concurrent voor de overige vissen is. Aangezien het
goede springers zijn moet het aquarium met een dekruit goed
worden afgedicht. Er moet zeer veel vrije zwemruimte
worden open gelaten. Eventuele planten worden met rust
gelaten. Als voedsel moet klein levend voer worden gegeven in de vorm van watervlooien en witte muggenlarven. Droogvoer wordt ook geaccepteerd. De kweek is niet moeilijk. De eiafzetting vindt in de bovenste waterlagen plaats. Het vrouwtje staat op haar kop tijdens het leggen van een ei. Het ei wordt door het mannetje bevrucht en valt naar beneden. Het vrouwtje vangt het bevruchte ei op in haar bek. Tot 25 eieren worden afgezet. en worden een viertal weken door het vrouwtje in de bek gehouden. Zodra de jongen de bek hebben verlaten komt er een einde aan de broedzorg. De jongen vormen een school. Ze kunnen worden groot gebracht met Artemia-naupliën. Om wat bescherming te bieden is het verstandig om wat drijfplanten aan te brengen. |
||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||
Jan Bukkems |
||||||||||||||||||||||
Synoniem : Limnochromis microlepidotus
|
||||||||||||||||||||||
|